Les 1.2 Module Participatie_ Dagstructuur

Dagbesteding
Dagstructuur en begrippen participatie
1 / 23
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Dagbesteding
Dagstructuur en begrippen participatie

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Kennisdoelen:

Je legt uit wat het belang is van een gezonde dag structuur
Je kunt de 4 elementen van dagstructuur benoemen en uitleggen
Je hebt inzicht in jouw netwerk van sociale contacten.






Slide 2 - Slide

Inhoudsopgave
  • Terugblik vorige les
  • Wat is structuur?
  • Structureren van de leefomgeving
  • Structuur tijdens de dagbesteding 

Slide 3 - Slide

Terugblik vorige les
  • Wat is dagbesteding? 
  • De vier aspecten
  • Een leven lang dagbesteding
  • Maslow
  • Dagbesteding voor de cliënt, de drie pijlers
  • Betekenis dagbesteding

Slide 4 - Slide

Een wereld zonder structuur bestaat niet!
Maar wat betekent structuur nou eigenlijk?
Wie weet dat?
Wat is de definitie van 'structuur' als je het zou Googlen?

Slide 5 - Slide

Structuur is niet alleen zwart wit maar heeft en geeft kleur. Structureren is het verhelderen van de structuur, het verduidelijken van de structuur, met als doel iemand verder te helpen.
  Een structuur is een ordening van de dingen in de wereld om je heen, een patroon. 

Slide 6 - Slide

Maar ook....
Structureren is het programma zo duidelijk maken dat de cliënt er zelf wat mee kan doen, het zelf ook kan accepteren, eigen kan maken. 
Structureren is de noodzaak van vaste afspraken, van programmapunten, en vervolgens die punten zelf in hun samenhang zo aanbieden, zo hanteren en naleven dat iemand er inzicht in krijgt.

Slide 7 - Slide

Structureren is noodzakelijk omdat het ‘aan zichzelf overgelaten worden’ kan leiden tot....
A
verwarring en vervolgens tot verdere afbraak van het zelfbeeld
B
een depressie en verlies van zelfregie
C
onrust en vervolgens tot optimalisering van het zelfbeeld
D
een warrig en ongecontroleerd leven

Slide 8 - Quiz

Structuren in de leefomgeving

Je kunt structuur geven aan de ruimte en de organisatie van dagbesteding. 
Je kijkt dan, afhankelijk van je cliënten, naar de volgende verschillende elementen.
Welke elementen zijn er?
Zie volgende dia...

Slide 9 - Slide

Ruimtelijke structuur
Biedt een mogelijkheid aan waar iemand tot rust kan komen.

Bekijk de kleuren en breng verandering aan die nodig is. Zorg voor continuïteit door:

alle spullen een vaste plaats te geven

oriëntatiepunten aan te brengen

de locaties van zit/opbergplaatsen te bepalen

wat kan afleiden te verwijderen

Slide 10 - Slide

Sociale structuur
Inventariseer de regels die er zijn, ga na of ze begrepen zijn.

Toets de basisregels op hun geldigheid en bruikbaarheid.

Stel regels op met positieve consequenties bij gewenst gedrag.

Stel regels op met negatieve consequenties bij ongewenst gedrag.

Bespreek de consequenties.

Hou regels en instructies helder en kort.

Herhaal ze regelmatig.

Maak de basisregels visueel.

Maak niet teveel regels.

Slide 11 - Slide

Tijdsstructuur
Zorg voor een dagorde.

Hanteer vaste tijden van opstaan, douchen, maaltijden, training, naar bed gaan.

Neem de week dag voor dag door.

Maak het dagritme bekend door een herkenbaar dagschema aan de wand.

Plaats een klok in de ruimte en geef op het dagschema de standen van de wijzers aan.

Maak gebruik van een horloge.

Werk met een timer of eierwekker.

Slide 12 - Slide

Materiële structuur
Kies de juiste materialen.

Controleer de materialen op stevigheid, natuurlijkheid, moeilijkheid, aantrekkelijkheid.

Markeer het materiaal indien nodig met kleuren.

Leg uit waarvoor het materiaal bedoeld is.

Slide 13 - Slide

Welke 4 elementen waren er?

Slide 14 - Open question

Opdracht
Bekijk het volgende filmpje en beantwoord de volgende vraag
Welke kenmerken van structuur zie je terug in het filmpje?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Welke kenmerken van structuur zie je terug in het filmpje?

Slide 17 - Open question

Structuur tijdens de dagbesteding

Je kunt, afhankelijk van je doelgroep, tijdens de dagbesteding zelf structuur verlenen door aandacht te besteden aan:
 de programmacultuur, 
de structuur in bijzondere situaties, 
de spelstructuur, 
de tafelstructuur, 
de taakstructuur, 
de taalstructuur en
de fysieke structuur.



Slide 18 - Slide

Theoretisch gedeelte
Vandaag gaan we het anders doen, i.p.v. theorie zenden mogen jullie aan de slag! Jullie gaan zelf op zoek naar antwoorden, maar dan wel in een groepje. 

Slide 19 - Slide

Onderwerpen van de les
De student kan de volgende termen omschrijven en herkennen in een beroepssituatie:

Cliëntparticipatie, participatiemaatschappij, cliëntmaatschappij, WMO,
draaglast, draagkracht, zelfregie centrum, intramuraal, extramuraal, semimuraal, transmuraal, participatiewet, zelfregie, eigenkracht, 
zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid, kwartiermaker, maatschappelijke steunsysteem, vraaggericht werken en herstelproces.




























Slide 20 - Slide

Opdracht
Er zijn vele begrippen waarvan wij de betekenis niet weten. Daarom gaan jullie in een groepje aan de slag hiermee. 

Ieder groepje krijgt een aantal begrippen en deze gaan jullie uitwerken. Dit werk je digitaal uit zodat alle begrippen van de verschillende groepen gebundeld worden tot één geheel. 

Bij de opdracht is het belangrijk dat je gaat samenwerken, dus iedere student heeft een actieve werkhouding!

Tijdens de volgende les wordt de uitwerking gepresenteerd en gebundeld.

Slide 21 - Slide

Doelen check 
Zijn de lesdoelen behaald?

Slide 22 - Slide

Nabespreken 


  • Hoe verliep de samenwerking?
  • Heb je het gewenste resultaat behaald?
  • Wat zou je de volgende keer anders doen?

Slide 23 - Slide