Grammatica les 2 jaar 2

Lesplanning
Nakijken opdracht 1/4 tot en met 6
Herhaling woordsoorten
Uitleg woordsoorten
Oefenen woordsoorten
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesplanning
Nakijken opdracht 1/4 tot en met 6
Herhaling woordsoorten
Uitleg woordsoorten
Oefenen woordsoorten

Slide 1 - Slide

Nakijken
Nakijken doe je bij voorkeur met een andere kleur pen of potlood
Noteer de goede antwoorden  als je een vraag fout had
Noteer een '?' als je een antwoord niet begrijpt
Noteer het aantal fouten dat je per zinsdeel hebt gemaakt

Slide 2 - Slide

Welke vragen heb je nog naar aanleiding van het nagekeken huiswerk?

Slide 3 - Open question

Maak de zinnen af:
Een zelfstandig naamwoord is..
Een werkwoord is..
Een bijvoeglijk naamwoord is..
(Je geeft geen voorbeeld, maar legt het uit)

Slide 4 - Open question

Hoeveel zelfstandige naamwoorden staan er in deze zin:

Een zelfstandig naamwoord verwijst naar een mens, dier, plant, begrip of eigennaam.
A
2
B
4
C
5
D
6

Slide 5 - Quiz

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 6 - Quiz


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 7 - Quiz

Noteer het bijvoeglijk naamwoord.

een … (verbreden) weg
A
verbreedde
B
verbredde
C
verbrede
D
verbreede

Slide 8 - Quiz

In welke zin zit een bijvoeglijk naamwoord?
A
Leraren zijn niet te vinden.
B
Rebecca vraagt aan Jan een boek.
C
Morgen verhuizen wij naar Stabroek.
D
Wij gaan een nieuw huis bouwen.

Slide 9 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?
botsen
A
bebotst
B
gebotst
C
beboste
D
gebotste

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 11 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord dat tussen haakjes staat is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
Adrie las een (dik) boek over de Tweede Wereldoorlog.
B
Gisteren hebben mijn ouders een (leren) loveseat gekocht.
C
Ik loop de hele dag te snotteren, geef me maar een (papieren) zakdoekje.

Slide 12 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 13 - Quiz


Een aanwijzend voornaamwoord ...
A
... vraagt naar iets of iemand.
B
... is vaag en verwijst naar iets of iemand maar je weet het niet precies.
C
... wijst iets of iemand aan.
D
... bestaat helemaal niet.

Slide 14 - Quiz

Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord
A
Zulke
B
Daar
C
Dit
D
Deze

Slide 15 - Quiz

Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord
A
deze
B
die
C
dat
D
daarlangs

Slide 16 - Quiz

Wat zijn aanwijzend voornaamwoorden?
A
die, deze
B
dit, dat
C
deze, die, dit, dat
D
die, deze, dit, dat, zulke, dergelijke, zo'n

Slide 17 - Quiz

Keuzetijd
Keuze 1:
Zelfstandig opdracht 7 en 8

Keuze 2:
Met extra uitleg van mij werken aan opdracht 7 en 8

Slide 18 - Slide

Ik kies:
A
Keuze 1
B
Keuze 2

Slide 19 - Quiz