Nederlands: oorzaak en gevolg deel2

Nederlands
Begrijpend lezen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands
Begrijpend lezen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Lezen teksten
  • Afmaken vragen
  • Uitleg
  • Nakijken 

Slide 2 - Slide

Oorzaak en gevolg
Er gebeurt iets dat noem je de Oorzaak.
Wat er daarna gebeurt heet het gevolg.
Voorbeeld:
Bij de bakker was al het brood al verkocht (oorzaak). Daardoor moest Mark naar de supermarkt om brood te halen (gevolg)





Slide 3 - Slide

Oorzaak en gevolg
Soms kan het ook zijn dat eerst het gevolg wordt benoemd en daarna pas de oorzaak.
Voorbeeld:
Ik heb geen lunch meer (gevolg), want ik heb al mijn brood al opgegeten (oorzaak).

Slide 4 - Slide

Signaalwoorden
Zoals je misschien zag in de vorige voorbeelden waren er twee woorden dik gedrukt. Dit waren signaalwoorden. Aan deze woorden kun je zien of het gaat om een oorzaak en gevolg.

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden
Andere signaal woorden zijn:
hierdoor, daardoor, doordat, zodat, waardoor, want, door

Slide 6 - Slide

Wat is de oorzaak in deze zin:

Pepijn voelt zich verdrietig want hij heeft nog niets gehoord van Rozemarijn
A
Hij heeft nog niets gehoord van Rozemarijn
B
Pepijn voelt zich verdrietig

Slide 7 - Quiz

Wat is het gevolg in deze zin:

Pepijn voelt zich verdrietig want hij heeft nog niets gehoord van Rozemarijn
A
Hij heeft nog niets gehoord van Rozemarijn
B
Pepijn voelt zich verdrietig

Slide 8 - Quiz

Bij welk woord (signaalwoord) kun je zien dat het gaat om oorzaak en gevolg?

Pepijn voelt zich verdrietig want hij heeft nog niets gehoord van Rozemarijn
A
Heeft
B
Van
C
Voelt
D
Want

Slide 9 - Quiz

We gaan de vragen nakijken op pagina 6. 

Slide 10 - Slide

Pepijn heeft Noah doorgekrast op een foto. Waarom is Pepijn boos op Noah?

Slide 11 - Open question

Pepijn wilde zijn gedicht niet voorlezen, maar deed het toch. Waarom?

Slide 12 - Open question

Pepijn heeft zijn gedicht voorgelezen in de klas. Wat was daar geen gevolg van
A
Dat Noah riep: 'Pepijn wilt hem wel voorlezen'
B
Iedereen in de klas begon te lachen
C
Pepijn rende huilend de klas uit
D
Rosemarijn keek weg van Pepijn

Slide 13 - Quiz

Rosemarijn kijkt weg als Pepijn zijn gedicht heeft voorgelezen. Pepijn vat dit verkeerd op. Waarom zou Rosemarijn hebben weggekeken, denk je?

Slide 14 - Open question

Op zaterdag voelt Pepijn zich een beetje verdrietig. Wat is daar de oorzaak van?

Slide 15 - Open question

We lezen vraag 6. Welke 2 antwoorden zijn juist? Geef dit aan in nummers

Slide 16 - Open question

Docent geeft de antwoorden op vraag 7

Slide 17 - Slide

Pepijn schaamt zich heel erg. Welke uitdrukking gebruikt hij?

Slide 18 - Open question

Rosemarijn schrijft in haar kaartje een voorstel over wat ze samen kunnen gaan doen. Maar de volgende zin af: Het voorstel komt gedeeltelijk uit, want...
A
Ze kijken een film in de bioscoop
B
ze kijken wel een film, maar niet in de bioscoop
C
Ze gaan samen popcorn eten

Slide 19 - Quiz

Zet de gebeurtenissen in chronologische volgorde

Slide 20 - Open question

Hoe zou Pepijn zich de afgelopen dagen gevoeld hebben? schrijft je vijf juiste antwoorden op

Slide 21 - Open question

Deze les vond ik...
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll