2021 week 2

BBP en toegevoegde waarde 
1 / 45
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

BBP en toegevoegde waarde 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Link

Programma
  • Startopgave
  • Uitleg
  • aan de slag
  • afronding
  • Slot

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
    • Begrijpen wat wordt verstaan onder het BBP.
    • Wat betekent het toevoegen van waarde?




    Slide 5 - Slide

    Startopgave


    Maken opgave 5
    (5 min) 
    Toegevoegde Waarde

    TW = omzet -/- kosten ingekochte goederen en diensten

    Slide 6 - Slide

    We meten de productiewaarde van een bedrijf in euro’s. Geef een reden waarom we de productie niet meten in aantallen producten?

    Slide 7 - Slide

    Omvang bepalen van de economie
    methode 2
    via de inkomens 
    beloningen van de productiefactoren

    Slide 8 - Slide

    toegevoegde waarde is geen winst! Het is meer.

    Slide 9 - Slide

    Slide 10 - Slide

    Bruto en netto toegevoegde waarde
    heeft niets te maken met belastingen!

    Slide 11 - Slide

    mei 1940
    mei 1939

    Slide 12 - Slide

    Slide 13 - Slide

    Slide 14 - Slide

    vervangingsaankopen
    macro economisch gelijk aan afschrijvingen
    voegt geen echte waarde toe

    Slide 15 - Slide

    Opgave 7
    (5 min)


    Slide 16 - Slide

    • 7 a Bruto toegevoegde waarde Catente = omzet – inkopen = € 20 miljoen – (€ 3 miljoen + €2 miljoen + € 2) = € 20 miljoen – € 7 miljoen = € 13 miljoen.
    • NB: Het omzetbedrag is inclusief de afschrijvingen.
    • b Netto toegevoegde waarde = bruto toegevoegde waarde – afschrijvingen = € 13 miljoen – € 2 miljoen = € 11 miljoen.
    • c Netto toegevoegde waarde = de beloningen van de productiefactoren = loon + pacht + rente + winst = 6 miljoen + 0,5 miljoen + 1 miljoen + 3,5 miljoen = € 11 miljoen.
    • d De toegevoegde waarde van Catente is niet gelijk aan de winst van Catente, omdat de toegevoegde waarde naast winst ook bestaat uit loon, pacht en interest.

    Slide 17 - Slide

    Waarom hoort afschrijvingen wel bij de tw'e maar leidt het niet tot inkomen?
    • Afschrijvingen geven de waardevermindering van de duurzame productiemiddelen weer en moeten betaald worden uit het verschil tussen de omzet en de ingekochte goederen en diensten en hoort daarom wel bij de bruto toegevoegde waarde. 
    • Het is geen onderdeel van de netto toegevoegde waarde, omdat het niet uitgekeerd wordt aan de bezitters van de productiefactoren. 
    • De afschrijving blijft in de onderneming en wordt gebruikt om versleten kapitaalgoederen te vervangen.

    Slide 18 - Slide

    BBP en toegevoegde waarde 

    Slide 19 - Slide

    Programma
    • Startopgave
    • Uitleg
    • aan de slag
    • afronding
    • Slot

    Slide 20 - Slide

    Leerdoelen
      • Begrijpen wat wordt verstaan onder het BBP.
      • Wat betekent het toevoegen van waarde?




      Slide 21 - Slide

      Leg uit waarom de netto toegevoegde waarde wel of niet verandert als de lonen van werknemers verhoogd worden?

      Slide 22 - Slide

      Leg uit waarom de bruto toegevoegde waarde wel of niet verandert als inkopers van een onderneming korting krijgen van hun leveranciers.

      Slide 23 - Slide

      BBP en toegevoegde waarde 

      Slide 24 - Slide

      Programma
      • Huiswerkopgave
      • Uitleg
      • aan de slag
      • afronding
      • Slot

      Slide 25 - Slide

      Leerdoelen
        • Begrijpen wat wordt verstaan onder het BBP.
        • Wat betekent het toevoegen van waarde?




        Slide 26 - Slide

        Stelling: ‘Als bedrijven meer investeren in scholing en opleiding van werknemers, is dit gunstig voor de inkomensvorming in Nederland.’ Verklaar deze stelling.

        Slide 27 - Slide

        Slide 28 - Slide

        Slide 29 - Slide

        opgave 10 en 11

        Slide 30 - Slide

        BBP en toegevoegde waarde 

        Slide 31 - Slide

        Programma
        • Huiswerkopgave
        • Uitleg
        • aan de slag
        • afronding
        • Slot

        Slide 32 - Slide

        Slide 33 - Slide

        Slide 34 - Slide

        Slide 35 - Slide

        Slide 36 - Slide

        Primair inkomen en secundair inkomen

        Slide 37 - Slide

        Slide 38 - Slide

        aan de slag



        13 , 14 en 15








        22.6


        22.8


        22.9


        22.10


        22.11






        Slide 39 - Slide

        Wedstrijd!

        Slide 40 - Slide

        Wat is BBP?
        A
        Bruto Buitenlands product
        B
        Bruto Binnenlands Product
        C
        Buiten Binnenlands product
        D
        Geen van deze

        Slide 41 - Quiz

        Welk land heeft hoogste BBP
        A
        Nederland
        B
        Roemenië
        C
        Spanje
        D
        Luxemburg

        Slide 42 - Quiz

        Waarmee meet je welvaart (in enge zin) het best?
        A
        BBP
        B
        BBP per hoofd
        C
        BRP
        D
        Aantal gebruiksgoederen per 1000 inwoners

        Slide 43 - Quiz

        Het verschil tussen BBP en BNP is?
        A
        afschrijvingen
        B
        van bruto naar netto
        C
        saldo ontvangen primaire inkomens uit het buitenland
        D
        BNP is het BBP per hoofd van de bevolking

        Slide 44 - Quiz

        controle 
        16

        Slide 45 - Slide