Herhaling 2 t/m 6 en SO

Herhaling 2 t/m 6
Vandaag:

- herhaling 2 t/m 6
- oefen-SO

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Herhaling 2 t/m 6
Vandaag:

- herhaling 2 t/m 6
- oefen-SO

Slide 1 - Slide

Test jezelf. Beantwoord in stilte de volgende vragen.
 
1. Welke tekstdoelen zijn er? 
2. Wat is het verschil tussen onderwerp en hoofdgedachte?
3. Wat zijn kernzinnen?
4. Wat is een betoog, beschouwing en uiteenzetting? 
timer
2:30

Slide 2 - Slide


Tekstdoelen:
- informeren
- beschouwen
- overtuigen
- activeren
- amuseren

Slide 3 - Slide


Onderwerp: één woord of een woordgroep
- deelonderwerpen
Hoofdgedachte: één zin, het belangrijkste dat de schrijver over het onderwerp wil zeggen. 

Kernzin: belangrijkste zin in de alinea


Slide 4 - Slide

Tekstsoorten: 

- betoog: doel is overtuigen
- beschouwing: doel is meerdere kanten onderzoeken, lezer aan het denken zetten. 
- uiteenzetting: doel is de lezer informeren. 

Slide 5 - Slide

Test jezelf. Beantwoord de vragen in stilte. 

1. Hoe kun je het onderwerp introduceren en de aandacht trekken in de inleiding? Noem zo veel mogelijk manieren. 
2. Noem drie signaalwoorden bij het verband vergelijking.
3. Noem drie signaalwoorden bij het verband voorwaarde.
4. Welk verband hoort bij het signaalwoord 'opdat'?
5. Welk verband hoort bij het signaalwoord 'kortom'?
6. Welk verband hoort bij het signaalwoord 'daarentegen'?
7. Wat is het verschil tussen 'te danken' aan en 'te wijten aan'?
timer
2:30

Slide 6 - Slide

Inleiding
- aandacht trekken
- onderwerp introduceren

Kern
- deelonderwerpen

Slot
- samenvatting of conclusie
- uitsmijter

Slide 7 - Slide

Aandacht trekken:

- anekdote
- opvallende stelling of mening
- aanhaken bij een actuele gebeurtenis
- wijzen op voordelen van verder lezen

Slide 8 - Slide

Onderwerp introduceren:

- vraag stellen
- voorbeeld geven
- samenvatting of conclusie
- mening 
- probleemstelling
- opvallende uitkomst

Slide 9 - Slide

Signaalwoorden: geven verbanden aan tussen alinea's, zinnen en delen van zinnen. Zie schema blz. 65. 

Functiewoorden geven de functie aan van een deel van de tekst.
Aanleiding, voorbeeld, afweging, anekdote, argument, constatering, definitie, gevolg, nuancering, oplossing, verklaring. 

Slide 10 - Slide


Maak in stilte de oefen-SO.
Je mag je theorieboek gebruiken. 
timer
15:00

Slide 11 - Slide

1a.  vergelijking
b. oorzaak-gevolg
c. kenmerk

2a. cirkelredenering
b. overhaaste generalisatie
c. ontduiken van de bewijslast

Slide 12 - Slide

d. Dat iets energie kost wil niet zeggen dat het niet nodig is, dat is pas zo als er een alternatief voor handen is, in dit geval kraanwater. 

Slide 13 - Slide