Verhuizen

Lesdoel
aan het einde van de les, kan je praten over je familie.
schrijven over verhuizen
praten over voorgelezen boek
praten over journaal in makkelijke taal
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesdoel
aan het einde van de les, kan je praten over je familie.
schrijven over verhuizen
praten over voorgelezen boek
praten over journaal in makkelijke taal

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Thema 1 taalcompleet
Verhuizen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Spreken over familie

Jullie hebben ook een familie. Sommige ooms en tantes wonen in Nederland. Anderen wonen nog in het land waar jullie vandaan komen. Vertel daar wat over aan elkaar.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Verhuizen (schrijfopdracht)
U bent verhuisd en schrijft een briefje aan een vriendin over de verhuizing
Tips:
  • Schrijf in moedertaal
  • schrijf in een minuut zoveel mogelijk op zonder te stoppen
  • maak hiervan een verhaal
  • vertaal naar het Nederlands

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voorlezen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Gesprek over het boek
Wat vond je ervan?
Wat vond je leuk?
Wat vond je niet leuk?
Vind je het leuker om zelf te lezen of samen te lezen/voorlezen?
Zou jezelf zo'n boek uitkiezen?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Journaal in makkelijke taal

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Typ het meervoud van deze woorden:
bos - fiets - huis - winkel - brief - hut - maand - auto - hek - school - meisje - doos

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

1.1 Je gaat kennismaken met je nieuwe buren
Wat vraag je?
Hoe heet u?
Woont u hier al lang?
Heeft u kinderen?
Wat zeg je?
Leuk je te ontmoeten.
Ik heet.....
Ik ben (niet) getrouwd.
Ik heb (geen) kinderen.
Ik kom uit.....

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Welke zin is goed?
A
Waarschijnlijk ze gaat volgend jaar verhuizen.
B
Waarschijnlijk gaat ze volgend jaar verhuizen.

Slide 10 - Quiz

Zin begint met een bijwoord, dus inversie.
Wij gaan op bezoek ... onze buren.
A
op
B
aan
C
bij
D
met

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Onze buren zijn vandaag .... thuis.
A
niet
B
geen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de goede zinsvolgorde in een normale zin?
naar huis
1
2
3
4
om 3 uur
de leerlingen
gaan

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

maak een vraag
Ben
gegaan?
jij
naar
school

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Wij gaan op bezoek ... onze buren.
A
op
B
aan
C
bij
D
met

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Goede antwoord
Ik maak mijn huis schoon morgen.
Ik maak morgen mijn huis schoon.
Ik maak mijn huis morgen schoon.
Morgen maak ik mijn huis schoon.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hij ..............eerder naar huis gegaan.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Wij gaan op bezoek ... onze buren.
A
op
B
aan
C
bij
D
met

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Mijn vrouw is ......... Ze gaat volgende maand bevallen.
A
jarig
B
ziek
C
zwanger
D
geboren

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Maak een goede zin:
naar de markt | Wij | elke zaterdag | gaan | samen

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

met een voetbal | spelen | De kinderen | op zaterdagmiddag | in de tuin

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Mijn buik doet pijn ....... ik ga morgen naar de dokter.
A
of
B
maar
C
dus
D
want

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

De trein .............. van spoor 4.
A
vertrekken
B
vertrekt
C
vertrek

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

maak een zin:
mijn pen - jouw pen (mooi)

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Thema 2 Nederland 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions