2mhd 28-9-2023 - tekstverbanden en signaalwoorden

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen
Voorlezen.
Aan de slag met de opdrachten van H3, Lezen

Huiswerk maandag 2 oktober af
Hoofdstuk 3, Lezen (blz. 64): 
opdrachten 1 t/m 5

Slide 2 - Slide

Wat weten we nog?
(Theorie H3, Tekstopbouw en hoofdgedachte)
  • Wat doen signaalwoorden in een tekst?
  • Ze geven aan welke woorden, zinnen en alinea's in een tekst met elkaar samenhangen.
  • Hoe noem je die samenhang?
  • Die samenhang noem je 'tekstverband'.

Slide 3 - Slide

  • Tekstverbanden opsomming en tegenstelling, welke signaalwoorden horen daarbij?
  • Opsomming: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte. Of herkennen aan dubbele punt (:), liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) of dots (*).
  • Opsommend verband
  • Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan noem je dat een opsommend verband

Slide 4 - Slide

  • Tekstverbanden opsomming en tegenstelling, welke signaalwoorden horen daarbij?
  • Tegenstelling: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant...aan de andere kant.
  • Tegenstellend verband
  • Een tegenstellend verband geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.

Slide 5 - Slide





Na deze lessen kun je
  • opsommingen en tegenstellingen herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Doel

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Een opsommend tekstverband =
A
Die een tegenstelling laten zien
B
Een tekstverband op tijdvolgorde
C
Zaken die opeenvolgend genoemd worden
D
Tekstverband die uitleg geeft.

Slide 8 - Quiz

Signaalwoorden opsomming
A
ten eerste, ten tweede, ook, verder
B
maar, echter, toch, tegenover
C
bijvoorbeeld, zo, zoals

Slide 9 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een opsomming?
A
Het vermoeden was er al, maar iemand heeft het toch gecontroleerd.
B
Mensen in Nederland zijn meer gaan snoepen.
C
Vooral winegums, drop en chocolade zijn erg lekker.
D
Geen van deze antwoorden is een opsomming.

Slide 10 - Quiz

Wat is een tegenstellend verband?
A
Geeft een aantal zaken aan die bij elkaar horen.
B
Geeft een aantal zaken aan die op volgorde van tijd plaatsvinden.
C
Geeft een aantal zaken aan die als voorbeeld worden genoemd.
D
Geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.

Slide 11 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 12 - Quiz

Welke zin is een tegenstelling?
A
Ik houd erg van fruit, zoals appels en peren.
B
Ik heb me verslapen en bovendien had ik een lekke band.
C
Ook al had ik goed geleerd, toch had ik een slecht cijfer.
D
Ik lust fruit, snoep, kaas en erwtensoep.

Slide 13 - Quiz

Wat:
H3, maak de opdrachten 1 t/m 5 af


Hoe:
Alleen of samen met je buurman of buurvrouw.

Klaar?
Heb je opdrachten 1 en 2 af, laat die dan bij mij 
aftekenen.
Heb je alle opdrachten af,
laat die dan door mij aftekenen
en pak een boek uit de kast. 





Hulp nodig?
Kijk naar het stoplicht

rood: stil! 
Vraag het de docent als
je het echt niet meer weet.
geel: fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je
groen:  fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je of vraag het
de docent  


Aan het werk!
timer
1:00

Slide 14 - Slide






Je kunt
  • opsommingen en tegenstellingen herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Doel

Slide 15 - Slide

Je kunt verbanden vinden in teksten en herkent de signaalwoorden

Slide 16 - Slide

Volgende les
Vrijdag 29 september:
Lezen

Afmaken:
LV H3 opdr 3 en 4









Huiswerk maandag 2 oktober
H3 Lezen (blz. 64)
opdrachten 1 t/m 5


Slide 17 - Slide