What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
Bi-3H-oefentest H8
Oefentoets H8
Je lichaam werkt!
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
Biologie
Middelbare school
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Oefentoets H8
Je lichaam werkt!
Slide 1 - Slide
In inademingslucht zit (bijna) geen koolstofdioxide
A
waar, dat is maar 0,04%
B
niet waar, dat is 4%
C
niet waar, dat is 20%
D
niet waar dat is 80%
Slide 2 - Quiz
Lucht die we inademen bevat 20% zuurstof
A
waar en als we uitademen zit er geen zuurstof meer in
B
waar en als we uitademen is dat nog 15%
C
waar en als we uitademen is dat 80%
D
niet waar dat moet zijn 80%
Slide 3 - Quiz
De verbranding in ons lichaam kunnen we weergeven als ..
A
glucose + koolstofdioxide ----> water + zuurstof hierbij komt energie vrij
B
glucose + koolstofdioxide ----> water + zuurstof hierbij wordt energie verbruikt
C
glucose + zuurstof ----> water + koolstofdioxide hierbij komt energie vrij
D
glucose + zuurstof ----> water + koolstofdioxide hierbij wordt energie verbruikt
Slide 4 - Quiz
slijmvlies dat de binnenkant van de neusholte bedekt
verversen van lucht in longen en tracheeën
organen waarmee zoogdieren, vogels en reptielen ademhalen
opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide
haren op het neusslijmvlies; door bewegingen hiervan gaat het slijm naar de keelholte
haren voor in de neusholte die grote stofdeeltjes tegenhouden
neusslijmvlies
ademhaling
longen
gaswisseling
trilharen
neusharen
Slide 5 - Drag question
Maak de reactievergelijking van verbranding kloppend.
+
+
_______
>
verbranding
koolstofdioxide
zuurstof
water
glucose
Slide 6 - Drag question
functie van de huig
A
neusholte afsluiten tijdens slikken
B
keelholte afsluiten tijdens slikken
Slide 7 - Quiz
extra slijm in je bronchiën zorgt voor een respons, welke?
A
slikken
B
niezen
C
hoesten
D
gaswisseling
Slide 8 - Quiz
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine
Slide 9 - Quiz
Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed
Slide 10 - Quiz
Bij één omloop, stroomt het bloed.....
A
1 x door het hart
B
2 x door het hart
C
3 x door het hart
D
niet door het hart
Slide 11 - Quiz
Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
voedingsstoffen vervoeren
Slide 12 - Quiz
Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Voedingsstoffen vervoeren
Slide 13 - Quiz
Hoe krijgen de nieren
zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten
Slide 14 - Quiz
Wat is de volgorde van de
grote bloedsomloop?
A
Rechter kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, linker boezem
B
Rechter kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, linker boezem
C
Linker kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, rechter boezem
D
Linker kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, rechter boezem
Slide 15 - Quiz
Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma
Slide 16 - Quiz
Wat is de belangrijkste taak van de bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Vervoeren voedingsstoffen
Slide 17 - Quiz
Waar bestaat pus uit?
A
dode bacteriën en etter
B
dode witte cellen en etter
C
dode bloedplaatjes en rode bloedcellen
D
dode witte bloedcellen en bacteriën
Slide 18 - Quiz
Hebben bloedplaatjes een celkern?
Zo ja, hoeveel?
A
ja
B
nee
C
ja, 2 kernen in elk bloedplaatje
D
ja, 4 kernen in elk bloedplaatje
Slide 19 - Quiz
Wat is trombose?
A
een bloedvat
B
een prop in de luchtpijp
C
een prop in een bloedvat
D
een gescheurd bloedvat
Slide 20 - Quiz
Hoe loopt de kleine bloedsomloop
(heel kort)?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart
Slide 21 - Quiz
Welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten
Slide 22 - Quiz
Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
soms
D
Ze bevatten alleen heel veel koolstofdioxide
Slide 23 - Quiz
In welke bloedvaten is
de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten
D
alleen in slagaders
Slide 24 - Quiz
Wat is de functie van het hart?
A
Alle organen voorzien van zuurstof
B
Alle organen voorzien van zuurstof en voedingsstoffen
C
Alle organen voorzien van voedingsstoffen
D
Alle organen voorzien van zuurstof, voedingsstoffen en koolstofdioxide
Slide 25 - Quiz
Het hart pompt zuurstofrijk bloed in de:
A
Longslagader
B
Longader
C
Aorta
D
Holle ader
Slide 26 - Quiz
Dankzij slagaderkleppen, stroomt bloed niet terug in de:
A
Boezems
B
Kamers
Slide 27 - Quiz
Deze cellen/dit orgaan zorgen voor het juiste aantal hartslagen per minuut.
A
Sinusknoop
B
Hersenstam
C
Aorta
D
Rode bloedcellen
Slide 28 - Quiz
Dankzij hartkleppen stroomt bloed niet terug in de:
A
Boezems
B
Kamers
Slide 29 - Quiz
Het hart krijgt zelf zuurstofrijkbloed dankzij de:
A
Longader
B
Kransslagader
C
Kransader
D
Aorta
Slide 30 - Quiz
De juiste volgorde van de hartslag is:
A
boezems-hartpauze-kamers
B
kamers-hartpauze-boezems
C
boezems-kamers-hartpauze
D
kamers-boezems-hartpauze
Slide 31 - Quiz
A
nr. 9 heet hartklep
B
nr. 9 heet slagaderklep
C
nr . 9 heet aderklep
D
geen enkele uitspraak is juist
Slide 32 - Quiz
A
1.slagader 2.haarvat 3.ader
B
1.aorta 2.haarvat 3. ader
C
1.ader 2.haarvat 3.slagader
D
1.ader 2.haarvat 3. ader
Slide 33 - Quiz
Welke uitspraak is juist?
A
A heeft de laagste bloeddruk
B
B heeft de laagste bloeddruk
C
C heeft de laagste bloeddruk
D
B heeft de hoogste bloeddruk
Slide 34 - Quiz
Hoe zijn aders aangepast op de extreem lage druk? (1 woord, 7 letters)
Slide 35 - Open question
A
Dit gebeurt bij haarvaten
B
Dit gebeurt bij slagaders
C
Dit gebeurt bij aders
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 36 - Quiz
4
. Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer
Slide 37 - Drag question
Aorta
Onderste holle ader
Longslagader
Bovenste holle ader
Rechterkamer
Rechterboezem
Linkerboezem
Linkerkamer
Slide 38 - Drag question
Er is maar één moment dat de slagaderkleppen opengaan, namelijk tijdens....
A
het samentrekken van de boezems
B
het samentrekken van de kamers
C
de hartpauze
Slide 39 - Quiz
Heb je nog vragen over H8 of wil je nog iets samen met je docent doornemen?
Slide 40 - Open question
More lessons like this
Bloedsomloop
January 2019
- Lesson with
36 slides
Biologie
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Herhaling bloed
April 2025
- Lesson with
29 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
D2BTh4 B2 Je bloedsomloop - lln
April 2019
- Lesson with
36 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
D2BTh4 B4 Bloedvaten - lln
April 2019
- Lesson with
50 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
H8: oefenvragen voor toets
December 2024
- Lesson with
32 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H8: oefenvragen voor toets
November 2023
- Lesson with
32 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H8 Formatieve evaluatie
October 2022
- Lesson with
51 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
Oefenen H8 - 8.3 en 8.4
December 2023
- Lesson with
27 slides
Biologie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3