DA2 bijwoorden

DevelsteinCollege havo2
Deze LessonUp gaat over:
  • Bijwoorden
  • Bijvoeglijk naamwoorden
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

DevelsteinCollege havo2
Deze LessonUp gaat over:
  • Bijwoorden
  • Bijvoeglijk naamwoorden

Slide 1 - Slide

Verschil bijwoord en bijvoeglijk naamwoord
WOORDSOORTEN
Bijvoeglijk naamwoord zegt iets over:
Een zelfstandig naamwoord (Een mooie fiets) of over een voornaamwoord  

Een bijwoord niet, want dat zegt iets over:
Een bijvoeglijk naamwoord (Een erg mooie fiets)
Een ander bijwoord ( Een heel erg mooie fiets)
Een werkwoord (Hij fietste snel)

Slide 2 - Slide

Wat is het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Mind map

Sommige hobby’s zijn levensgevaarlijk.
'levensgevaarlijk' is een:
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 4 - Quiz

Hij tekent een BIJZONDER mooie auto.
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Quiz

Dat vind ik super spannend.

'super' is een:
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 6 - Quiz

Zij zijn de beste van Europa.

'beste' is een:
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 7 - Quiz

De pen zit IN de etui.
A
bijwoord
B
hulp ww
C
voorzetsel
D
zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quiz

Het GROENE bankje staat op het gras.
A
voorzetsel
B
aanwijzend vnw
C
bijwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quiz

Het groene BANKJE staat op het gras.
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
persoonlijk vnw

Slide 10 - Quiz

het HELE groene bankje staat op het gras
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
hulpwerkwoord

Slide 11 - Quiz

Ik HEB gisteren heerlijk geslapen!
A
bijwoord
B
zelfst. ww
C
hulp ww
D
voorzetsel

Slide 12 - Quiz

VANAVOND ga ik naar de film.
A
bijwoord
B
voorzetsel
C
bijv. nw
D
zelfst. nw

Slide 13 - Quiz

Ik kijk uit HET raam.
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijwoord

Slide 14 - Quiz

Het groene bankje staat OP het gras.
A
voorzetsel
B
lidwoord
C
bijwoord
D
onbepaald vnw

Slide 15 - Quiz

Een bijwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

In de zin 'Waar ga jij naartoe op je skateboard?' is het woord WAAR een:
A
vragend voornaamwoord
B
bijwoord
C
voorzetsel
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 17 - Quiz

Gisteren heeft het hele mooie meisje huiswerk gemaakt?
Noteer de woordsoorten.
1 lln per groep

Slide 18 - Open question

Lotte wilde goed leren voor de toets van gisteren.
Noteer de antwoorden

Slide 19 - Open question

Schrijf een zin waarin je een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord verwerkt. Twee aparte zinnen mag ook.

Slide 20 - Open question

Einde van deze lessonup

Slide 21 - Slide