1 Onderwerpszin: vaak te vervangen door een persoon of ding - soms staat de onderwerpszin achteraan en begint de zin met 'het'
2 Lijdendvoorwerpszin: begint vaak met dat, of, wat of wie.
3 Gezegdezin: alleen bij een naamwoordelijk gezegde - naamwoordelijk deel
4 Meewerkendvoorwerpszin: begint altijd met (aan/voor) wie
5 Voorzetselvoorwerpszin: begint vaak met er + voorzetsel
6 Bijwoordelijke bijzin