Herhaling Starttoetsje - persoonsvormen

Startmoment werkwoordspelling

We gaan eens kijken hoe goed je al bent in het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Startmoment werkwoordspelling

We gaan eens kijken hoe goed je al bent in het spellen van de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd.

Slide 1 - Slide

20 vragen
Je krijgt 20 vragen. 
Werk niet te snel en denk goed na. 

Succes!

Slide 2 - Slide


Casper (branden) zijn vingers gisteren
A
brande
B
brandde
C
brandden
D
branden

Slide 3 - Quiz


(vinden) je deze les ook zo leuk?
A
vin
B
vint
C
vindt
D
vind

Slide 4 - Quiz

Meneer Kalis (vinden) het hopelijk wel wat.
A
vind
B
vint
C
vindt

Slide 5 - Quiz


Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 6 - Quiz


Als Rania nu eens een beetje (opschuiven)
A
opschuift
B
opschuifd
C
opschuivt
D
opschuivd

Slide 7 - Quiz

Mevrouw Jansen (zetten) die van haar er gisteren nog op
A
zet
B
zetten
C
zette
D
zat

Slide 8 - Quiz

Sommige leerlingen (roken) stiekem in het park.
A
rookte
B
rookten
C
rookde
D
rookden

Slide 9 - Quiz

En nu (gebeuren) het gelukkig niet meer.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 10 - Quiz

Dan (beloven) dat veel voor de toets
A
beloovt
B
beloovd
C
beloofd
D
belooft

Slide 11 - Quiz

Mijn beste vrienden (verhuizen) gisteren naar Rotterdam.
A
verhuizen
B
verhozen
C
verhuisden
D
verhuisten

Slide 12 - Quiz

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in.
De nieuwe woonwijk (grenzen) aan het bedrijventerrein.

Slide 13 - Open question

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in. Na een kilometer (buigen) de snelweg af naar rechts.

Slide 14 - Open question

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in.
(Worden) je broer ook lid van de hockeyclub?

Slide 15 - Open question

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in. (Landen) de luchtballonnen zomaar in de polder?

Slide 16 - Open question

Vul de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in.
Jij (vinden) een plaats achter in het lokaal vast prettiger!

Slide 17 - Open question

Vul de persoonsvorm in de verleden tijd in.
De indringer (deinzen) terug voor de agressieve hond.

Slide 18 - Open question

Vul de persoonsvorm in de verleden tijd in.
De supermarkten (stunten) met de prijs van het brood.

Slide 19 - Open question

Vul de persoonsvorm in de verleden tijd in.
Yasmine (beloven) op tijd bij de bushalte te zijn.

Slide 20 - Open question

Vul de persoonsvorm in de verleden tijd in.
Bij elk doelpunt (juichen) de supporters van de handbalclub.

Slide 21 - Open question

Vul de persoonsvorm in de verleden tijd in.
Tien jaar lang (forenzen) de verkoper naar zijn werk in de Amsterdamse binnenstad.

Slide 22 - Open question