Basis vaardigheden communicatie

Het is mij weer niet gelukt
A
U baalt ervan
B
U bent vast niet de enige
C
Volgende keer lukt het zeker wel
D
En dat was zo makkelijk.
1 / 30
next
Slide 1: Quiz
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het is mij weer niet gelukt
A
U baalt ervan
B
U bent vast niet de enige
C
Volgende keer lukt het zeker wel
D
En dat was zo makkelijk.

Slide 1 - Quiz

Ik wou dat het achter de rug was
A
De arts zei dat u twee weken moet wachten
B
Nog even geduld
C
Iedereen wil dat
D
U ziet er tegenop

Slide 2 - Quiz

Heel mijn leven stond in het teken van geloof
A
Geloof is belangrijk voor u
B
Gelovig zijn is goed
C
Fijn dat u gelovig bent
D
Ik heb niks met geloof

Slide 3 - Quiz

Ik doe zo mijn best, maar ik val niet af
A
U moet anders gaan eten
B
U voelt zich gefrustreerd
C
U moet naar diëtiste
D
Hardlopen helpt echt!

Slide 4 - Quiz

De meeste mensen van wie ik hield zijn overleden
A
Gelukkig bent u gezond
B
Het leven is moeilijk
C
U mist uw dierbaren
D
Je weet hoe oud je wordt

Slide 5 - Quiz

U moet lekker uitrusten. Dan komt alles goed
A
Dit is LSD
B
Dit is OMA
C
Dit is ANNA
D
Dit is NIVEA

Slide 6 - Quiz

Ik begrijp dat u liever in de middag een afspraak wilt. Klopt dat?
A
Dit is ANNA
B
Dit is NIVEA
C
Dit is OMA
D
Dit is OEN

Slide 7 - Quiz

Bij het communicatie gaat het om
A
Aandacht geven aan elkaar
B
Luisteren naar elkaar
C
Voorkomen va ruis
D
Uitwisselen van informatie

Slide 8 - Quiz

Decoderen van een boodschap is afhankelijk van
A
Je normen en waarden
B
Cultuur en achtergrond
C
Je persoonlijke ervaring
D
Alles is waar

Slide 9 - Quiz

Ik begrijp dat u 's nachts wakker ligt en overdag moe bent. Klopt dat?
A
Dit is een mening
B
Dit is een open vraag
C
Dit is een samenvatting
D
Dit is een suggestie

Slide 10 - Quiz

Een sterke emotie in communicatie wordt gezien als:
A
ruis
B
zender
C
signaal
D
vraag

Slide 11 - Quiz

Alle communicatie die niet via woorden of taal verloopt
A
heet non verbale communicatie
B
heet basale communicatie
C
heet stralende communicatie
D
heet directe communicatie

Slide 12 - Quiz

Je kunt uit non-verbale communicatie
A
uitmaken hoe iemand zich voelt
B
zien of iemand met je het eens is
C
zien of iemand ziek is
D
alles is waar

Slide 13 - Quiz

Door te knikken laat je zien
A
dat je het mee eens bent
B
dat je meevoelt
C
dat je luistert
D
dat je respect hebt

Slide 14 - Quiz

RET zegt iets over
A
hoe je op gebeurtenissen reageert
B
hoe je je erbij voelt
C
hoe je over gebeurtenissen denkt
D
alles is juist

Slide 15 - Quiz

RET staat voor
A
Reconstructie Etiologie training
B
Rationele Effectiviteits Training
C
Revaliderende emotionele training
D
alles is juist

Slide 16 - Quiz

In een suggestieve vraag
A
zit het antwoord verscholen
B
zit een advies verscholen
C
zit een suggestie verscholen
D
zit een gevoel verscholen

Slide 17 - Quiz

In een retorische vraag
A
zit een mening verscholen
B
zit een verwijt verscholen
C
zit een oordeel verscholen
D
alle drie is juist

Slide 18 - Quiz

RET pas je toe door een boodschap
A
zo neutraal mogelijk te ontvangen
B
bewust zijn van je emotie
C
feitelijk te bekijken
D
alles klopt

Slide 19 - Quiz

RET helpt om
A
Ruis te voorkomen
B
Aandacht vast te houden
C
Iemand gerust te stellen
D
Betrokkenheid te vergroten

Slide 20 - Quiz

Stilte laten vallen betekent
A
dat je niks meer te zeggen hebt
B
geeft kans om te interpreteren
C
rust brengen in het gesprek
D
alles is onjuist

Slide 21 - Quiz

U bent zeker blij met onze zorg, toch? is een voorbeeld van:
A
Retorische vragen
B
Open vraag
C
Gesloten vraag
D
Suggestieve vraag

Slide 22 - Quiz

Hoe vaak gaat u naar de wc? is een voorbeeld van
A
gesloten vraag
B
gerichte vraag
C
openvraag
D
retorische vraag

Slide 23 - Quiz

Zijn we niet blij dat het vandaag mooi weer is? is een voorbeeld van
A
suggestieve vraag
B
retorische vraag
C
gesloten vraag
D
open vraag

Slide 24 - Quiz

'U doet het niet goed' is een
A
mening
B
OEN
C
oordeel
D
Alles is goed

Slide 25 - Quiz

'Ik vind dat het beter kan' is een:
A
Oordeel
B
advies
C
Mening
D
alles is onjuist

Slide 26 - Quiz

Gevoelsreflectie is een voorbeeld van
A
juiste feedback
B
juiste techniek
C
onjuiste feedback
D
meta commuicatie

Slide 27 - Quiz

Door gevoelsreflectie laat je
A
Begrip tonen
B
Betrokkenheid tonen
C
Respect tonen
D
Aandacht tonen

Slide 28 - Quiz

De meeste communicatie verloopt
A
Verbaal
B
observatie
C
Non verbaal
D
met oogcontact

Slide 29 - Quiz

De bril waarmee je naar de wereld kijkt
A
heet referentiekader
B
moet op de juiste sterkte zijn
C
veroorzaakt altijd onbegrip
D
alles is juist

Slide 30 - Quiz