Chapitre 1 CD

Bonjour !
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bonjour !

Slide 1 - Slide

C: Phrases-clés(blz. 30)
Uitspraak van de é en de è
é: café, paté, rosé, cliché
è: ampère, frère, première, barrière, crème
Voorzetsels van steden en landennamen
Exercices 14 & 15 klassikaal

Slide 2 - Slide

D: Grammaire (passé composé)
De passé composé is een voltooide tijd. Je gebruikt het om te vertellen wat je gedaan hebt. 

In het NL. Ik eet een appel. Wat is dat in de voltooide tijd?

Slide 3 - Slide

Passé composé bestaat uit:
Nederlands: hebben + voltooid deelwoord
ik heb een appel gegeten
Frans: avoir + voltooid deelwoord
j'ai mangé une pomme

Slide 4 - Slide

Hoe maak je het?

Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ER, eindigt altijd op " É "

 J'ai parlé (parler = praten)               = Ik heb gepraat 
 On a chanté (chanter = zingen)    = We hebben gezongen                                 

Slide 5 - Slide

Attention!!
Passé composé bestaat ALTIJD uit een hulpwerkwoord ÈN een voltooid deelwoord!!! 

Houd altijd het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord bij elkaar!
Bijvoorbeeld: Ik heb een hamburger gegeten = J'ai mangé un hamburger.

Slide 6 - Slide

De passé composé - 1e werkwoord

Hebben = avoir
j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

Slide 7 - Slide

De passé composé - 2e werkwoord

Voltooid deelwoord

Werkwoorden eindigend op -er

1. Hele werkwoord                                   (parler)
2. Haal de laatste -er weg                           (parl)
3. Voeg een -é met een streepje toe            (parlé)

Slide 8 - Slide

wat is dan:

ik heb gegeven (donner)                =
jij hebt  geluisterd (écouter)         =
hij heeft gepraat (parler)                =
wij hebben gezongen (chanter)  =
jullie hebben gegeten (manger)  =
zij hebben gekletst (bavarder)      =

Slide 9 - Slide

dat is dit:

ik heb gegeven (donner)                =   j'ai donné
jij hebt  geluisterd (écouter)         =  tu as écouté
hij heeft gepraat (parler)                =  il a parlé
wij hebben gezongen (chanter)  =  nous avons chanté
jullie hebben gegeten (manger)  =  vous avez mangé
zij hebben gekletst (bavarder)      =  ils ont bavardé

Slide 10 - Slide

Zet in de p.c.
Je (manger) une pomme
A
avons mangé
B
ai mangé
C
ont mangé
D
avez mangé

Slide 11 - Quiz

Ils (envoyer, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait

Slide 12 - Quiz

Je (rester, passé composé)
A
J'ai resté
B
Je suis resté
C
Je reste
D
Je restais

Slide 13 - Quiz

Vous (jouer, passé composé)
A
ont jouer
B
ont joué
C
avons joué
D
avez joué

Slide 14 - Quiz

De passé composé bestaat uit ...
A
een hulpwerkwoord en een heel werkwoord
B
een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord

Slide 15 - Quiz

Hoe maak je de passé composé?
A
avoir + voltooid deelw.
B
voltooid deelwoord
C
être + voltooid deelw.
D
hulpwerkwoord

Slide 16 - Quiz

P.C. van onregelmatige werkwoorden
Let op! De passé composé van de werkwoorden avoir, être en faire is onregelmatig!
 avoir -> j'ai eu (ik heb gehad)
être -> j'ai été ( ik ben geweest)
faire -> j'ai fait (ik heb gedaan/gemaakt)

Slide 17 - Slide

Au travail!
Exercices: 16abcde, 17abcd, 18, 19ab
Klaar? Leren: C + D

Let op! Volgende week is er een SO over Chapitre 1 ABCD!
(niet maandag maar woensdag)

Slide 18 - Slide