CITO M5 - deel 1

1 / 30
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 5,6

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

In de natuurtuin in Veghel zijn er 48 bijen geteld. Vorige week waren dat er 14 meer.

Hoeveel bijen zijn er vorige week geteld?
A
34
B
52
C
62
D
44

Slide 3 - Quiz

Welk getal moet op de plaat van het vraagteken staan?

10 - 20 - 30 - ? - 50 - 60
A
35
B
40
C
50
D
45

Slide 4 - Quiz

Welk getal moet op de plaat van het vraagteken staan?

120 - 140 - 160 - ? - 200 - 220
A
165
B
170
C
175
D
180

Slide 5 - Quiz

Welk getal moet op de plaat van het vraagteken staan?

340 - 400 - 460 - ? - 580 - 640
A
470
B
480
C
500
D
520

Slide 6 - Quiz


Lou heeft 1 euro. Hij wisselt dit in voor munten van 50 cent.

Hoeveel munten van 50 cent krijgt hij?
A
1
B
2
C
5
D
10

Slide 7 - Quiz


Lou heeft 5 euro. Hij wisselt dit in voor munten van 50 cent.

Hoeveel munten van 50 cent krijgt hij?
A
5
B
50
C
20
D
10

Slide 8 - Quiz


500 = 400 + ___
A
10
B
40
C
100
D
500

Slide 9 - Quiz


We gaan met de klas op excursie. In onze groep zitten 22 kinderen. In iedere auto kunnen 3 kinderen.

Hoeveel auto's hebben we nodig?
A
8
B
6
C
9
D
7

Slide 10 - Quiz


Op welke dag waren er de meeste reserveringen in het restaurant?
A
zaterdag
B
vrijdag
C
maandag
D
zondag

Slide 11 - Quiz



Hoeveel reserveringen waren er op woensdag?
A
30
B
3
C
10
D
40

Slide 12 - Quiz



Welke twee getallen zijn samen precies 100?
A
83 en 27
B
65 en 45
C
27 en 27
D
55 en 45

Slide 13 - Quiz


A
Speelpaleis
B
Shoppie
C
Toys

Slide 14 - Quiz


Het getal op het middelste kaartje ligt precies in het midden tussen 100 en 200.

Welk getal is dat?
A
100
B
125
C
150
D
175

Slide 15 - Quiz


Het getal op het middelste kaartje ligt precies in het midden tussen 360 en 420.

Welk getal is dat?
A
370
B
380
C
390
D
400

Slide 16 - Quiz


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 17 - Quiz


8 x 30 =
A
240
B
210
C
180
D
90

Slide 18 - Quiz


Het is vandaag maandag 15 januari.
Hein was 1 dag geleden jarig.
Op welke dag van de week was dat?
A
zaterdag
B
zondag
C
dinsdag
D
maandag

Slide 19 - Quiz


Het is vandaag maandag 15 januari.
Pieter was 3 dagen geleden jarig.
Op welke dag van de week was dat?
A
zaterdag
B
zondag
C
vrijdag
D
maandag

Slide 20 - Quiz


A
1 munt van 1 euro 1 munt van 50 cent
B
1 munt van 1 euro 1 munt van 1 euro
C
1 munt van 2 euro 1 munt van 20 cent
D
1 munt van 2 euro 1 munt van 50 cent

Slide 21 - Quiz


36 + 47 =
A
64
B
95
C
83
D
72

Slide 22 - Quiz


Hoeveel gram zit er in 1 kilo?
A
1
B
10
C
100
D
1000

Slide 23 - Quiz


Anne trakteert 29 kinderen op een ijsje op haar verjaardag.
In een doos zitten 9 ijsjes.

Hoeveel dozen heeft zij nodig?
A
5
B
3
C
4
D
9

Slide 24 - Quiz


Imme haalt € 240,00 bij de bank Ze wil alleen briefjes van € 10,00.

Hoeveel briefje krijgt zij?
A
24
B
120
C
240
D
10

Slide 25 - Quiz


25 + 25 + 25 + 25 =
A
75
B
100
C
125
D
85

Slide 26 - Quiz


250 + 250 + 250 + 250 =
A
750
B
800
C
1250
D
1000

Slide 27 - Quiz


Vader wil pannenkoeken gaan bakken. Hij koop 3 doosjes eieren.

Hoeveel eieren zijn dat in totaal?
A
3
B
16
C
18
D
6

Slide 28 - Quiz


Lisa wil voor 6 personen pannenkoeken bakken.

Hoeveel eieren heeft zij nodig?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 29 - Quiz


A
A
B
B
C
C

Slide 30 - Quiz