What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
§10: Voorzetsels
Grammatica woordsoorten
Paragraaf 10 : voorzetsels
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica woordsoorten
Paragraaf 10 : voorzetsels
Slide 1 - Slide
Doel
Aan het eind van de les weet wat je een
voorzetsel
is en kun je deze benoemen in een zin.
Slide 2 - Slide
Welke woordsoorten ken je tot nu toe?
Schrijf de afkorting op.
Slide 3 - Open question
Wat is een voorzetsel?
Slide 4 - Mind map
apps.noordhoff.nl
Slide 5 - Link
Voorzetsels
Voorzetsels staan meestal voor een lidwoord of een voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord.
(
achter
die kast,
naast
mij,
onder
de boeken).
Ze kunnen ook achter een zelfstandig naamwoord staan, meestal geeft het dan een richting aan
.
(Ik viel de sloot
in
, hij liep de weg
op
. )
Soms horen ze vast bij een werkwoord
:
hopen op, denken aan, genieten van
Slide 6 - Slide
Let op! Delen van scheidbare werkwoorden zijn geen vz.
opbellen. Hij belt mij op. op = geen vz
aankleden. Ik kleed me aan. aan= geen vz
uitlaten. Ik laat de hond uit. uit=geen vz.
Slide 7 - Slide
Eigenschappen vz
Ze geven een plaats, tijd of reden aan
:
op de tafel, na het eten, voor het sporten, onder de tafel
Ze geven een reden /oorzaak aan:
door de warmte, vanwege het feest, wens vakantie
Trucje:
... de kast (achter, op, voor, via)
... het feest (tijdens, na, gedurende, vanwege)
Slide 8 - Slide
Wat is geen voorzetsel?
Denk aan: ......... feest
Denk aan: ......... kast
A
Tijdens
B
eerste
C
achter
D
langs
Slide 9 - Quiz
Wat is GEEN voorzetsel?
A
Links
B
Uit
C
Op
D
Boven
Slide 10 - Quiz
Zet het juiste
voorzetsel
in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots
...
zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan
Slide 11 - Drag question
Zet het juiste
voorzetsel
in de zin.
Ben jij bang
...
spinnen?
op
achter
voor
bij
tegen
aan
Slide 12 - Drag question
Wat is het voorzetsel in deze zin:
Ik ga bij mijn vriend voetballen.
Slide 13 - Open question
Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Mijn fiets staat tegen de schutting.
Slide 14 - Open question
Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
Na schooltijd fiets ik langs de bakker.
Slide 15 - Open question
Vul een voorzetsel in:
We zijn ..... Brussel gereden.
Slide 16 - Open question
Vul aan met een voorzetsel:
Wij zorgen ... de taart.
Slide 17 - Open question
Vul aan met een voorzetsel:
Zij twijfelen ... zijn eerlijkheid.
Slide 18 - Open question
Vul aan met een vast voorzetsel:
We hebben een hekel ... huiswerk.
Slide 19 - Open question
Aan de slag
Maak opdracht 2 t/m 5 op blz. 222 + 223
Slide 20 - Slide
Extra oefenen
Op de volgende slides staan links naar sites om extra te oefenen.
Slide 21 - Slide
www.cambiumned.nl
Slide 22 - Link
www.cambiumned.nl
Slide 23 - Link
More lessons like this
2.8 grammatica woordsoorten HA1 voorzetsels
November 2022
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
§10: Voorzetsels
April 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
woordsoorten 2.8 Voorzetsels
January 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
H.5 Grammatica Woordsoorten - Voorzetsel
November 2022
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
zaterdag 16 december 2023 - Grammatica Voorzetsels
December 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
voorzetsel
April 2022
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
voorzetsels 1qr
April 2023
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Voorzetsels H.5
October 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1