Grammatica - Persoonsvorm, ww gezegde en onderwerp (2MH)

Grammatica - Persoonsvorm, ww gezegde en onderwerp (2MH)
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Grammatica - Persoonsvorm, ww gezegde en onderwerp (2MH)

Slide 1 - Slide

Mark en Sophie hebben door het bos gewandeld.

Wat is de persoonsvorm?
A
Mark
B
Mark en Sophie
C
gewandeld
D
hebben

Slide 2 - Quiz

Mark en Sophie hebben door het bos gewandeld.

Wat is het onderwerp?
A
Mark en Sophie
B
door
C
het bos
D
gewandeld

Slide 3 - Quiz

Mark en Sophie hebben door het bos gewandeld.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

A
Mark en Sophie
B
hebben
C
hebben gewandeld
D
gewandeld

Slide 4 - Quiz

Wanneer kocht jij die auto?

Wat is de persoonsvorm?

A
wanneer
B
kocht
C
auto
D
jij

Slide 5 - Quiz

Wanneer kocht jij die auto?

Wat is het onderwerp?

A
wanneer
B
kocht
C
auto
D
jij

Slide 6 - Quiz

Wanneer kocht jij die auto?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
wanneer
B
kocht
C
auto
D
jij

Slide 7 - Quiz

Hij gaat links, maar moest naar rechts.

Wat is de persoonsvorm?

A
gaat
B
moest
C
gaat, moest

Slide 8 - Quiz

Hij gaat links, maar moest naar rechts.

Wat is het onderwerp?

A
links
B
hij
C
rechts
D
Er is geen onderwerp

Slide 9 - Quiz

Hij gaat links, maar moest naar rechts.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

A
gaat
B
moest
C
gaat, moest

Slide 10 - Quiz

Ik zou dat nooit zo willen doen.

Wat is de persoonsvorm?

A
zou
B
willen
C
gaat, moest

Slide 11 - Quiz