This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Kapitel 2 Feierst du mit?
Slide 2 - Slide
Periode 2
We zitten nu in week 49!
Leestoets week 50
Kerstvakantie week 52 & 1
Proefwerkweek week 4 en 5
Slide 3 - Slide
Was machen wir heute
Overhoring Wörterliste A + feesttentenschema
- Lesen
- Wörter
- Grammatik
- Hören
Slide 4 - Slide
Wiederholung
Je krijgt deze periode aan het begin van elke les een lesoverhoring over de stof die je geleerd hebt voor huiswerk.
Dat is een woordenlijst en grammatica, voor volgende week is dat Wörterliste B en de werkwoorden haben en sein.
Als je 70% van de overhoring goed hebt krijg je een knipkaart, als de knipkaart vol is mag je wat uit de verrassingsdoos uitzoeken.
Slide 5 - Slide
Hausaufgaben
Pak je agenda
Volgende week
Maken: Seite 54 Aufgabe 12 B, C & D
Leren: Wörterliste A Duits - Nederlands
Regelmatige werkwoorden (schema)
.
Slide 6 - Slide
www.logo.de
Slide 7 - Link
Wiederholung haben sein
Elke les herhalen we haben en sein, en maken we een opdrachtje hiermee.
Even oefenen in je extra werkboekje
Slide 8 - Slide
Übung 12
B spiel C. 1. lache lach 2. spielen
kauf 3. kaufen
angel 4. Lernt
D. 1 gespielt, 2. gelernt 3. gemacht
Slide 9 - Slide
De basisuitgangen tegenwoordige tijd
uitleg
1 persoon/dier/ding vervang je door er (hij)
sie (zij ev) of es (het)
der Sohn = er
die Schwester = sie (ev)
das Mädchen = es
2 personen/dieren/dingen vervang je door
sie mv
die Eltern (ouders = mv dus sie mv)
Slide 10 - Slide
Hoe gebruik je de regel?
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t
-en
-t
-en
1. Wat is de stam van het werkwoord?
2. Welk persoonlijk voornaamwoord staat in de zin?
3. Regel ''feesttenten'' toepassen.
Dus: werkwoord wohnen
Stam = ww - en wohn + uitgang
Wohnen: du ............ in Voorburg
het persoonlijk voornaamwoord is du
uitgang bij du is st dus : du wohnst in Voorburg
Slide 11 - Slide
Oefenen voor de leestoets
Extra leesopdracht les 3
Deze opdracht ga je zelf maken, je krijgt hier 15 minuten de tijd voor. Het is stilte werktijd. Ben
je klaar dan kun je verder in je extra werkboek
Slide 12 - Slide
Heb je de woordenlijst goed geleerd?
Pak dan op Seite 55 het spel erbij, je krijgt een dobbelsteen en een pion.
Luister mee naar de uitleg.
.
Slide 13 - Slide
Woordenschat activiteit
Wörterliste A oefenen
Je krijgt een kaartje met een Nederlands woord uit
Wörterliste A
Schrijf op de achterzijde de Duitse vertaling.
Je mag je boek hierbij gebruiken, schrijf het goed over! met lidwoord en hoofdletter
Op mijn teken ga je rondlopen, zoek een klasgenoot en vertel het Nederlandse woord op jouw kaartje, je klasgenoot moet nu het woord vertalen naar het Duits. Nu vertelt je klasgenoot aan jou wat er op zijn kaartje staat, jij vertaalt nu.
Weet je het woord niet, dan vertelt je klasgenoot het. Wissel nu de kaartjes uit.
Je hebt nu een ander kaartje, zoek weer een klasgenoot en vertel weer welk Nederlands woord er op je kaartje staat..