VWO1: H14 / H23-24

Nederlands
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerkopdracht bekijken
  3. H 14 samenstellingen
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

Hoofdstuk 14
Je leert samengestelde woorden juist spellen



Slide 4 - Slide

  1. Aaneenschrijven
  2. Tussen -s
  3. Tussen -en
  4. Tussen -e
  5. Tussen -er

Slide 5 - Slide

Een samenstelling is altijd:
A
een werkwoord (ww)
B
een bijvoeglijk naamwoord (bnw)
C
een zelfstandig naamwoord (znw)

Slide 6 - Quiz

Wat zijn samenstellingen?
A
Woorden met meerdere betekenissen.
B
Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
C
Woorden die uit twee of meer aparte woorden bestaan
D
Tegengestelde woorden.

Slide 7 - Quiz

Samenstellingen
A
pannenkoek
B
pannekoek

Slide 8 - Quiz

Samenstellingen
A
zonnenbril
B
zonnebril

Slide 9 - Quiz

Samenstellingen
A
vissekom
B
vissenkom

Slide 10 - Quiz

Samenstelling
Geen samenstelling
Laptop
Fietswiel
Luchtballon
Fietser

Slide 11 - Drag question

Sleep de samenstellingen naar de juiste plaats.
Samenstelling met tussenletter -s-
Samenstelling met tussenletter  -(e)n-
Samensteling met tussenletter -e-
plant + bak
lamp + kap
maan + schijn
groente + boer
lieveling + stad
bakker + room

Slide 12 - Drag question

Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel van de samenstelling geen zelfstandig naamwoord is.
Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel van de samenstelling geen meervoud heeft.
Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel van de samenstelling de betekenis van het tweede deel versterkt.
Je schrijft een tussenletter -e- als het woord niet (meer) herkenbaar is als een samenstelling en een uitdrukking vormt.
beresterk
platteland
pierewaaien
tarwebrood
stekeblind
karnemelk
bruidegom
melkglas

Slide 13 - Drag question

Wat is de juiste spelling van de samenstelling?
reet + goed
A
retegoed
B
retengoed

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste spelling van de volgende samenstellingen?
A
Wiegelied
B
Wiegenlied

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste spelling van de samenstelling?
A
dorpstraat
B
dorpsstraat

Slide 16 - Quiz

Tussen -s en tussen -n in een samenstelling.
Wat is de juiste spelling?
A
Utrecht heeft een stadstrand.
B
Utrecht heeft een stadsstrand.

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste spelling van de samenstelling
aap + rots? (1 pt)
A
aperots
B
apenrots

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste spelling van de volgende samenstellingen?
A
bloed transfusie dienst
B
bloedtransfusiedienst
C
bloedtransfusie dienst
D
bloed transfusiedienst

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste spelling van de samenstelling?
A
gezondheidscentrum
B
gezondheidcentrum
C
gezondheids centrum
D
gezondheid centrum

Slide 20 - Quiz