GPL2 t14 week 4

GPL2  T14 week 4
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

GPL2  T14 week 4

Slide 1 - Slide

Over welke 3 onderwerpen ging de vorige les (dinsdag 23 maart)?

Slide 2 - Open question

Lesdoel:
Je spelt woorden waarvan je niet kunt horen hoe ze gespeld moeten worden.

Slide 3 - Slide

Spelling ei/ij
Wanneer gebruik ik ei of ij?
Heel veel woorden moet je gewoon onthouden.

Slide 4 - Slide

Tip
Heeft het werkwoord met een ij-klank in de verleden tijd een ee-klank?
Dan schrijf je een ij.
Voorbeeld:
werkwoord: bijten
verleden tijd: beet
voltooid deelwoord: gebeten
Je hoort in de verleden tijd een ee.
Dus: het werkwoord MOET met een ij geschreven worden.
Een werkwoord met een ei verandert niet van klank in de verleden tijd.
Voorbeeld:
werkwoord reizen
verleden tijd: reisde
voltooid deelwoord: gereisd




Slide 5 - Slide

Woorden met een ei

Slide 6 - Mind map

Woorden met een ij

Slide 7 - Mind map

Welke is juist?
A
ijgendom
B
eigedom
C
eigendom
D
ijgedom

Slide 8 - Quiz

Welke is juist?
A
anderzeits
B
anderzijds
C
anderzeids
D
anderzijts

Slide 9 - Quiz

Welke is juist?

A
lotterij
B
lotterei
C
loterei
D
loterij

Slide 10 - Quiz

Welke zijn juist?
A
inleiding
B
scheinbaar
C
nijging
D
uitgeverij

Slide 11 - Quiz

Spelling au en ou

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Woorden met au(w) of ou(w)
Kun jij horen of je au of ou schrijft? Nee, he?
Woorden met au of ou moet je uit je hoofd leren.
Luister naar het woord en denk goed na hoe je het moet schrijven.
Maak je het woord langer en hoor je dan een w?
Dan schrijf je meestal auw of ouw.

Slide 14 - Slide

Vul in:
Geb..........w

Slide 15 - Open question

Vul in:
Oerw......d
A
au
B
ou

Slide 16 - Quiz

Vul in:
wenkbr.....wen

Slide 17 - Open question

Vul in:
p.....zeren
A
au
B
ou

Slide 18 - Quiz

Aan de slag
Ga verder in het werkpad in:
 week 4
paragraaf: van hetzelfde

Slide 19 - Slide