H4E - les 27/2 Argumentatiestructuren

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom H4E
Boeken, laptop/schrijfmateriaal op tafel.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

  • We kennen de drie argumentatiestructuren
  • We kennen de twee soorten nevenschikkende argumentatei
  • We weten  wat verzwegen argumenten zijn en hoe we die herkennen

Slide 3 - Slide

Argumentatiestructuren
We hebben filmpje gezien

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Argumentatiestructuren

Slide 6 - Slide

Argumentatiestructuren
Welke drie structuren zijn er?

Hoe herken je de structuren in de praktijk?

Slide 7 - Slide

Argumentatiestructuren
Welke drie structuren zijn er?
Hoe vind je de structuur?

Altijd m.b.v. de formule:

Ik vind X, want Y

Slide 8 - Slide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudig

Nevenschikkend

Onderschikkend

Slide 9 - Slide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudig 

Nevenschikkend
  • afhankelijk
  • onafhankelijk

Onderschikkend

Slide 10 - Slide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkend
  • afhankelijk
  • onafhankelijk

Onderschikkend
  • verzwegen argument

Slide 11 - Slide

argumentatiestructuren
Argumenten kunnen op verschillende manieren het standpunt ondersteunen. Er zijn vier basisstructuren van argumentatie:
1 enkelvoudige argumentatie
2 onderschikkende argumentatie
3 nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
4 nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten


Slide 12 - Slide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES 

DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 13 - Slide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 14 - Slide

nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. 

Bij onafhankelijke argumenten staat ieder argument los van het andere Deze vorm van argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 15 - Slide

nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Slide 16 - Slide

 nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie
Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk.

Slide 17 - Slide

 nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie
Ik ga niet studeren in Leiden.


Mijn broer woont daar en ik wil niet in dezelfde stad wonen als mijn broer.

Slide 18 - Slide

nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
Bij onafhankelijke argumenten staat ieder argument los van het andere Deze vorm van argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Waarom is dit een onafhankelijke structuur sterker dan een afhankelijke?

Slide 19 - Slide

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Het Johan de Witt College is een goede school. De leerlingen kunnen zich goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 22 - Quiz

Hij is geschikt voor deze baan als filiaalhouder, want hij heeft al veel ervaring op dit gebied. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een MacDonald's.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 23 - Quiz

Het Johan de Witt College is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 24 - Quiz

Het Johan de Witt College is voor leerlingen van alle leeftijden een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 25 - Quiz

Argumentatiestructuren
Tot zover de structuren.

Nevenschikkend
afhankelijk
onafhankelijk


Slide 26 - Slide

Argumentatiestructuren
Nu nog iets lastigs!

Onderschikkend
  • verzwegen argument

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Verzwegen argument vinden

Als (argument), dan (standpunt)

Slide 29 - Slide

Wat is het verzwegen argument?
'Hij zorgt goed voor zichzelf, want hij doucht elke dag.'
A
Als je elke dag doucht, dan zorg je goed voor jezelf.
B
Als je goed voor jezelf zorgt, dan douch je elke dag.
C
Als je niet goed voor jezelf zorgt, dan douch je niet elke dag.
D
Iedereen die elke dag doucht, zorgt goed voor zichzelf.

Slide 30 - Quiz

Wat is het verzwegen argument?
'Hij is een waardeloos politicus, want hij komt nooit na wat hij gezegd heeft.'
A
Als je een waardeloos politicus bent, dan kom je nooit na wat je zegt.
B
Als je niet nakomt wat je zegt, ben je een waardeloos politicus.
C
Als je niet nakomt wat je zegt, dan ben je waardeloos.
D
Als je waardeloos bent, dan kom je niet na wat je zegt.

Slide 31 - Quiz

Wat is het verzwegen argument?
'Ik vond het een gemakkelijke toets; we wisten alle antwoorden al.'
A
Toetsen zijn gemakkelijk als je alle antwoorden weet.
B
Als het een makkelijke toets is, dan weet je alle antwoorden.
C
Als je de antwoorden niet weet, dan is het een moeilijke toets.
D
Als je alle antwoorden al weet, dan is het een gemakkelijke toets.

Slide 32 - Quiz

Opdracht 1
Bedenk zelf een redenering waarbij je een argument verzwijgt.

Expliciteer daarna het verzwegen argument!

Even in tweetallen.


Slide 33 - Slide

Opdracht 2A
Maak een argumentatie die in onderstaand schema past.
Werk in tweetallen.


Slide 34 - Slide

Opdracht 2B
Maak een argumentatie die in onderstaand schema past.
Werk in tweetallen.

Zet daarna de stelling en de argumenten los onder elkaar.

Slide 35 - Slide

Opdracht 2C
Lever de argumenten en stelling in.
Daarna verdeel ik ze weer over de groep.

Plaats de argumenten op de juiste plaats.

Slide 36 - Slide

Zelf aan het werk
Maak de opdrachten van blz 98-101 van het oefenboek.

Slide 37 - Slide