Spelling: persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT)

Weekplanning
Spelling: persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT)
Lezen: Inleiding, slot en hoofdgedachte
Oefentoets lezen hoofdstuk 1 t/m 3
Vandaag

Les 2, week 37

Les 3, week 37
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Weekplanning
Spelling: persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT)
Lezen: Inleiding, slot en hoofdgedachte
Oefentoets lezen hoofdstuk 1 t/m 3
Vandaag

Les 2, week 37

Les 3, week 37

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vandaag 

  1. Hoe zat het ook alweer met....
  2. Huiswerk nakijken
  3. Spelling: PVTT
  4. Huiswerk

Slide 2 - Slide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Hoe zat het ook alweer met...

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Deelonderwerpen
Soms één alinea, soms meerdere per deelonderwerp.
Tussenkopje geeft vaak aan wat het deelonderwerp is.

Globaal lezen: eerste en laatste zin van de alinea.
Zoeken lezen: je hebt een stukje tekst nodig over een specifiek deelonderwerp.
Let op: tussenkopjes, anders gedrukte woorden, opvallende tekens. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk nakijken
Waar? 
Bladzijde 42 tot en met 45

Waarover?
Deelonderwerpen

Welke opdracht?
1 en 2


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

  • 1 eigen antwoord
  • 2 De vragen zijn vet en cursief gedrukt met een driehoekig tekentje ervoor en de antwoorden hebben dat allemaal niet.
  • 3 a ja – kopje Ticket informatie
  • b ja – kopje Bezoek aan Madame Tussauds
  • c nee – kopje Bereikbaarheid
  • d ja – kopje Foto’s
  • e nee – kopje Bezoek aan Madame Tussauds
  • f nee – kopje Bereikbaarheid
  • g ja – kopje Bezoek aan Madame Tussauds
  • h nee – kopje Bezoek aan Madame Tussauds
  • 4 2 x € 22,50 + 2 x € 18,50 = € 82,00 – € 62,50 (Gezinskaart A) = € 19,50 korting
  • 5 eigen antwoord

Opdracht 1

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

  • 1 een krukje van Koen Broersen (‘Gerrit’) / Koen Broersen en zijn krukje (‘Gerrit’)
  • 2 eigen antwoord
  • 3 Deel 1 begint bij alinea 2. Deel 2 begint bij alinea 3. Deel 3 begint bij alinea 6.
  • a exposeren (al. 1): tentoonstellen; laten zien
  • b zich vergapen aan (al. 1): lang en met bewondering naar iets kijken
  • c lof oogsten (al. 2): waardering krijgen
  • d hoogmoed (al. 6): arrogantie; verwaandheid
  • e zich … wanen (al. 6): denken dat je … bent
  • f icoon (al. 6): beroemd voorbeeld
  • g in toom houden (al. 6): onder controle houden
  • h voogdij (al. 6): verantwoordelijkheid voor iemand jonger dan 18
  • i onderstrepen (al. 7): benadrukken; extra aandacht geven
  • 5 een ondeugende actie (niet met slechte bedoelingen)
  • 6 Het doel was kopers te vinden voor zijn ontwerp. (Hij wilde dat doel bereiken door reclame te maken in het Stedelijk Museum; dat was dus het middel).
  • 7 Ja, Koen was nerveus. – toelichting: Hij zegt: ‘Wie me goed kent, ziet dat mijn hart in mijn keel klopte, toen ik het krukje daar neerzette.’
  • 8 Koen vraagt of ‘Gerrit’ voortaan in het Stedelijk Museum mag blijven. / Koen vraagt of het Stedelijk Museum voortaan voor ‘Gerrit’ wil zorgen.
  • 9 Ze denkt waarschijnlijk wel positief over hem. – toelichting: Ze vindt hem creatief en denkt dat hij wel beroemd zal worden.


Opdracht 2

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

hoe vind je de pv?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):



ik of jij erachter
ik-vorm 
ik word, vind jij
enkelvoud: jij/hij/zij/het
ik-vorm + t
jij wordt, zij vindt
meervoud:
wij/zij/jullie
hele werkwoord
wij vinden, jullie worden 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat is de ik-vorm van het werkwoord
WORDEN
A
Ik wordt
B
Ik wordd
C
Ik worde
D
Ik word

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

De ik-vorm van verhuizen is...
A
verhuis
B
verhuiz

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de ik-vorm van niezen?
A
niez
B
niest
C
nies
D
niesd

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk 
Waar? 
Bladzijde 36 tot en met 37

Waarover?
Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT)

Welke opdracht?
1 tot en met 4

Is dit huiswerk voor de volgende keer?
Ja


Slide 14 - Slide

This item has no instructions