H14.5

Herhaling 14.3 en 14.4
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling 14.3 en 14.4

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wanneer een zenuwcel in 'rusttoestand' is, dan is de binnenkant...
A
positief geladen
B
negatief geladen
C
vol met chloride-ionen
D
vol met Natrium-ionen

Slide 3 - Quiz

Hoe ontstaat de rustpotentiaal van een zenuwcel?
A
Door de natriumpoorten en de kaliumpoorten
B
Door de calciumpoorten
C
Door de transmitterstof
D
Door de natrium-kalium-pompen

Slide 4 - Quiz

Wat is de 'trigger' voor de natriumpoortjes in de zenuwcel om open te gaan?
A
een neurotransmitter
B
een verhoogde hoeveelheid natrium in de cel
C
een verhoogde hoeveelheid natrium buiten de cel
D
een verlaging van het ladingsverschil tussen binnen en buiten

Slide 5 - Quiz

Wat stroomt er de cel uit aan het einde van een actiepotentiaal?
A
Kalium ionen
B
Natrium ionen
C
Chloride ionen
D
Calcium ionen

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Het type ionkanaal dat opengaat (Na+, K+ of Cl-) is afhankelijk van de neurotransmitter die wordt afgegeven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz



De hoeveelheid neurotransmitter die per tijdseenheid door een bepaalde zenuwcel in een synapsspleet wordt gebracht is niet constant.

Waarvan is de hoeveelheid transmitter afhankelijk?
A
van de frequentie waarmee impulsen aankomen
B
van de herkomst van de aankomende impulsen
C
van de sterkte van de aankomende impulsen
D
van de sterkte van de actiepotentiaal van de zenuwcel vóór de synaps

Slide 10 - Quiz

Het uiteinde van een motorische zenuwcel (motorisch eindplaatje) geeft de neurotransmitter acethylcholine af, dat voor een reactie van de spiervezel zorgt.
Onder normale omstandigheden verdwijnt het acetylcholine onder andere doordat het wordt omgezet met behulp van het enzym acetylcholinesterase en weer wordt opgenomen door het neuron. Bij de spierziekte myasthenia gravis, een vorm van spierzwakte, is een deel van de acetylcholinereceptoren bezet door antistofmoleculen, waardoor zich onvoldoende acetylcholine kan binden. Bij lijders aan deze ziekte leidt toediening van acetylcholinesterase-remmende stoffen tot vermindering van de spierzwakte. Waardoor verminderen acetylcholinesterase-remmers de spierzwakte?
A
Doordat acetylcholine langer in de synaps aanwezig is, kunnen meer actiepotentialen in de spiervezels ontstaan.
B
Doordat de acetylcholinesterase-remmers de postsynaptische membraan depolariseren, kunnen meer actiepotentialen in de spiervezels ontstaan.
C
Doordat de acetylcholinesterase-remmers de antistofmoleculen losmaken van de acetylcholinereceptoren, kunnen meer actiepotentialen in de spiervezels ontstaan.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Wanneer je gespannen bent, heb je vaak een droge mond. Dit wordt veroorzaakt door je...
A
(Ortho)sympatisch zenuwstelsel
B
Parasympatisch zenuwstelsel
C
Animaal zenuwstelsel

Slide 17 - Quiz

Wanneer je iets heets aanraakt, heb je wat we noemen de 'terugtrekreflex' Dit wordt veroorzaakt door je...
A
(Ortho)sympatisch zenuwstelsel
B
Parasympatisch zenuwstelsel
C
Animaal zenuwstelsel

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide