This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Verwerkingsvragen
Thema 4: Eten - DAG 1
Slide 1 - Slide
De nieuwe woorden van vandaag zijn:
af en toe
afvallen
alle
de appel
het appelsap
de banaan
beetje
Slide 2 - Slide
af en toe
soms
zo nu en dan
een enkele keer
zin:Af en toe mogen wij op onze telefoon.
1
Slide 3 - Slide
afvallen
lichter worden
dunner worden
werkwoord: ik val af - wij vallen af
zin: Ik ben te dik. Ik moet nu afvallen.
2
Slide 4 - Slide
alle
iedereen
allemaal
alles
zin: Alle leerlingen zijn op school
zin: Breng alle laptops naar de laptopkast.
3
Slide 5 - Slide
de appel
groeit aan een boom
fruit
hard en rond
de appel - de appels
zin: Ik eet elke dag een appel.
zin:Appels zijn gezond.
4
Slide 6 - Slide
het appelsap
sap van appels
zoete drank
zin: Ik drink appelsap.
zin: Ik vind appelsap heel lekker.
5
Slide 7 - Slide
de banaan
een soort fruit
de banaan is krom en geel
de banaan - de bananen
zin: Ik eet een banaan.
zin:Bananen groeien in warme landen.
6
Slide 8 - Slide
beetje
niet veel
een klein deel
zin: Ik heb een beetje hoofdpijn.
zin: In het glas zit nog een beetje water.
7
Slide 9 - Slide
Wat betekent het woord: af en toe?
1
A
Zo nu en dan
B
altijd
C
nooit
D
stoppen
Slide 10 - Quiz
Deze man is te zwaar. De dokter zegt: "Je moet ........................"
2
A
afvallen
B
afspreken
C
afgeven
D
afbakken
Slide 11 - Quiz
............... leerlingen gaan naar huis.
Ik ga ................. appels opeten.
3
A
Alle
fruit
B
Alle
drinken
C
Alle
afvallen
D
Alle
alle
Slide 12 - Quiz
Waar zitten geen appels in?
4
A
B
C
D
Slide 13 - Quiz
Waar zie jij: appelsap
5
A
B
C
D
Slide 14 - Quiz
Welk woord?
nabanan
timer
0:20
6
A
banana
B
banaan
C
banan
D
benan
Slide 15 - Quiz
Hij drinkt zijn koffie met een .......... suiker en een .......... melk.
7
A
bitje
B
buutje
C
beetje
D
bietje
Slide 16 - Quiz
Wat is allemaal fruit?
A
appel, peer, lego, banaan
B
banaan, euro, peer, appel
C
peer, druiven, banaan, melk
D
banaan, peer, druiven, appels
Slide 17 - Quiz
Wat is appelsap?
A
appels die oud zijn
B
sappen van de boom
C
sap van de appel
D
gevallen appels
Slide 18 - Quiz
Werkwoord: afvallen Wat is goed?
A
ik valt af, jij val af, hij/zij vallen af, wij vallen af
B
ik val af, jij valt, hij/zij valt af, wij vallen af
C
ik val af, jij valt af, hij/zij vallen af, wij vallen af
D
ik val af, jij vallen af, hij/zij vallen af, wij vallen
Slide 19 - Quiz
A) ............... leerlingen gaan naar huis. B) Ik ga ................. appels opeten. C) Ik eet elke dag een stuk ................ D) Een ...................... groeit aan een boom.