HV 2B Hoofdletters en leestekens les 1 26/5

Welkom
Leg je boeken, leesboek, schrift en etui op tafel en ga 10 minuten lezen uit je leesboek.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom
Leg je boeken, leesboek, schrift en etui op tafel en ga 10 minuten lezen uit je leesboek.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
- Je weet wanneer je een hoofdletter schrijft en wanneer welk leesteken.

- Je kunt in een zin of tekst de juiste hoofdletters en leestekens invullen.
- Je kunt hoofdlettergebruik en interpunctie uitleggen.
- Je kunt zelf goede zinnen maken met correct gebruik van hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Slide

Vandaag
- Uitleg  hoofdletters en leestekens (blz. 188-191 HB).
- Huiswerk nakijken (opdracht 2 t/m 4 en 5 (behalve 5b, 5d en 5g) blz. 128 OB en werkblad 1 werkwoordspelling)
- Maak opdracht 6 op bladzijde 129 van het oefenboek en werkblad 3 werkwoordspelling.

Slide 4 - Slide

Hoofdletter
- Begin van een zin.
- Bij apostrof eerste letter van het tweede woord: 's Avonds wordt het regenachtig.
- Eigennamen:
  • personen/dieren
  • organisatie
  • merken
  • historische gebeurtenissen
  • feestdagen

Slide 5 - Slide

Hoofdletter 
- Tussenvoegsels bij namen als voornaam of voorletter niet is genoemd: meneer Van der Laan (maar wel Hans van der Laan)
- Aardrijkskundige namen en afleidingen: Zuid-Holland, Rotterdammer.
- Titels van boeken, series, onderscheidingen en kunstwerken: Oorlogswinter.


Slide 6 - Slide

Geen hoofdletter 
- Getal in cijfers of symbool: 350 studenten namen deel aan het protest.
-  Maanden, dagen, windstreken, historische tijdperken, woorden afgeleid van feestdagen, titels en aanspreekvormen, munteenheden: middeleeuwen, zuidoosten, paasvakantie, professor, euro etc. 
- Culturele, religieuze, politieke, artistieke stromingen: socialisme, protestantisme, feminisme.
LET OP: Instituut binnen bepaalde stroming of bewoner bepaald gebied WEL hoofdletter: Protestantse Kerk, Turk.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Komma
- Maar ook  na de aanhef in een brief of e-mail: Beste Piet,

Slide 13 - Slide

Dubbele punt 
- Na een dubbele punt: citaat, opsomming of uitleg.
De docent zei: “Maak je huiswerk op tijd.”
Je hebt dit nodig: pen, papier, en stiften.
Ze ging niet mee: ze voelde zich niet lekker.
Woord na dubbele punt  met een hoofdletter  als er een citaat volgt of  bij een opsomming van volledige zinnen!
Van alles ging er door haar hoofd: Verlaat het huis. Laat geen sporen achter. 
Vertel niemand waar je heengaat.


Slide 14 - Slide

Puntkomma (;)
- Tussen zinnen die met elkaar verbonden zijn maar ook op zichzelf  kunnen (gebruik en).
De zon scheen fel; de lucht was strakblauw.
Beletselteken (...)
- Tekst wordt afgebroken (aarzeling of spanning)
“Hij keek om zich heen en toen gebeurde er iets…”
Geen vierde punt!



Slide 15 - Slide

Aanhalingstekens (" of ')
- Citaten of nadruk 
Die "luxe sandwich" viel tegen.
“Ik ga dit document even scannen.”
“Goed, dan kunnen we het daarna mailen”, zei Piet.
Komma binnen de gesproken tekst, dan binnen aanhalingstekens
- Bij gedachten geen aanhalingstekens.
Haakjes () 
-  Extra informatie. Hij is allergisch voor noten (zoals amandelen).



Slide 16 - Slide

Leestekens binnen een woord
- Punt na afkorting (bijvoorbeeld blz. of m.a.w.)
- Apostrof (weglating letters in een woord, uitspraak, bezitsvorm eindigend op een -s klank, verkleinwoorden eindigend op -y).
- Liggend streepje ( afbreekstreepje, koppelteken of weglatingsstreepje)
Bijv. meester-bakker, spelling- en interpunctieregels, dorpsstraten en -pleinen.
- Schuine streepjes voor een bepaalde  uitspraak of nadruk
 (hé of hè ) of het is nét niet gelukt




Slide 17 - Slide

Aan de slag
- Maak opdracht 6 op bladzijde 129 van je oefenboek en werkblad 3 werkwoordspelling.

Slide 18 - Slide

Huiswerk maandag 2 juni 2e uur
- Maak opdracht 6 op bladzijde 129 van je oefenboek en werkblad 3 werkwoordspelling.
- Oefen ter voorbereiding op de spellingtoets met de taken in Numo: werkwoordspelling o.t.t.; werkwoordspelling o.v.t.; werkwoordspelling voltooid deelwoord en samenstellingen en hoofdletters en leestekens).
- Probeer zoveel mogelijk te lezen uit je leesboek. 

Slide 19 - Slide

Welk woord moet wél met een hoofdletter?
A
kerstvakantie
B
hollywood
C
zusje
D
stadhuis

Slide 20 - Quiz

Welk antwoord is goed?
A
's Ochtends zei zij: "Joepie !"
B
's Ochtends zij zei: "Joepie !"
C
s' Ochtends zei zij: "Joepie !"
D
's Ochtends zei zij: "Joepie" !

Slide 21 - Quiz

Welk antwoord is goed?
A
Het is dinsdag 8 December,
B
Het is dinsdag 8 december,
C
Het is dinsdag 8 december.
D
Het is Dinsdag 8 December.

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide