This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Nederlands
Slide 1 - Slide
Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.
timer
1:30
Slide 2 - Slide
Planning
5 minuten opstarten
10 minuten lezen
5 minuten vragen over vorige week
10 minuten uitleg opdrachten
15 minuten opdrachten maken
Doel
- Je leert het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik herkennen.
Slide 3 - Slide
Voorlezen
Je gaat 10 minuten lezen.
timer
10:00
Slide 4 - Slide
Formeel < > informeel
Slide 5 - Slide
Formeel taalgebruik
Formele taal is taal die je gebruikt in serieuze situaties. Het is een beetje stijf. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.
Slide 6 - Slide
Informeel
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is losser. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Wat is een voorbeeld van formeel taalgebruik?
A
Jo! gast fijn je weer te zien!
B
He Henk, ga je naar de winkel?
C
Bedankt voor uw mail.
D
Groetjes..
Slide 9 - Quiz
Wat is de juiste aanhef en afsluiting?
A
Formeel:
Geachte meneer Rutte,
Met vriendelijke groet,
B
Informeel:
Hallo Mark,
Groeten,
Slide 10 - Quiz
Opdrachten maken
15 minuten in stilte, daarna mag het op fluisterniveau.
Maak opdrachten 1 tm 4
Ben je klaar met de opdrachten? Ga verder met trainen online,
timer
1:00
Slide 11 - Slide
Zonnestelsel
Maak zoveel mogelijk woorden met het woord zonnestelsel.
Wie vrijdag de meeste antwoorden heeft, krijgt wat lekkers.