Opvoeding 4.1

Opvoeding
Hoofdstuk 8
OBSERVEREN 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Opvoeding
Hoofdstuk 8
OBSERVEREN 

Slide 1 - Slide

Periode 4
Week 1
Observeren en nauwkeurig kijken
Week 2
Observeren met een stappenplan
Week 3
Methoden van observeren
Week 4
Rapporteren
Week 5
Kinderen volgen
Week 6
Themakist ontwerpen
Week 7
Themakist ontwerpen
Week 8/9
Herhaling, presentaties, kennistoets 

Slide 2 - Slide

Lesweek 4.1 
Lesdoelen

  • Je kent het verschil tussen waarnemen en observeren
  • Je kent het verschil tussen objectief en subjectief waarnemen
  • Je weet welke waarnemingsfouten voor kunnen komen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Schrijf in stilte op!
• Hoeveel vierkante vormen liggen er op tafel?
• Welke voorwerpen hebben iets wits?
• Welk voorwerp heeft de meeste kleuren?
• Wat is het grootste voorwerp?
• Hoeveel voorwerpen hebben een ronde vorm?
• Hoeveel voorwerpen hebben iets zwarts?


Slide 5 - Slide

OGEN DICHT!

Slide 6 - Slide

Schrijf op
• Hoeveel voorwerpen hadden iets roods?
• Welke voorwerpen hadden iets zwarts?
• Hoeveel voorwerpen zijn helemaal wit?
• Hoeveel voorwerpen hebben een wit gedeelte?
• Hoeveel verschillende kleuren hebben alle voorwerpen bij elkaar?
• Welk voorwerp heeft de meeste kleuren?

Slide 7 - Slide

Wat is het verschil tussen A en B

Slide 8 - Slide

Wat is waarnemen?
Waarnemen doe je met al je zintuigen. Je hersenen geven betekenis aan wat je waarneemt.


Slide 9 - Slide

Observeren
Observeren is doelgericht waarnemen. Waarnemen doe je overal, observeren doe je op bepaalde (bewust gekozen) momenten. Je wilt hiermee een vraag beantwoorden.

Slide 10 - Slide

Waarnemingsfouten
Onvolledig waarnemen

Verschillend waarnemen

Onjuist waarnemen

Slide 11 - Slide

Stelling 1
Er staat een kop hete thee op je bureau in de kleuterklas. Een leerling probeert deze te pakken. 

Je schuift het kopje thee weg, nog voordat zij erbij kon.


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Je kiest wat je ziet
Referentie kader:
Je waarden en normen hebben invloed.

Selectieve waarneming:
Hierbij ga je uit van bepaalde verwachtingen die je al kunt hebben.

Projectie:
Iets wat je kunt herkennen van jezelf en ziet in anderen (uit het raam staren).

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Eindopdracht
Vraag 1:
Bekijk het filmpje op de volgende dia.
Observeer de situatie en schrijf op wat je opvalt.
Bespreek dit in in tweetallen.

Vraag 2:
Wat heb je al eerder geobserveerd binnen je stage? Met welk doel en welk waarneembaar gedrag is opgevallen.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video