meten van gewicht

Rekenen
I
Wegen met kilogram en gram.
1 / 40
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 5

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Rekenen
I
Wegen met kilogram en gram.

Slide 1 - Slide

GRAM
1000 g = 1 kg
afkorting = g
doosje aardbeien
kruiden en specerijen
vleeswaren
keukenweegschaal
groente
gewichtjes 

Slide 2 - Slide

KILOGRAM
1000 g = 1 kg
afkorting = kg
zak appels
personen
vlees
personenweegschaal
gewichtheffen

Slide 3 - Slide

We gaan nu oefenen

Slide 4 - Slide

Wat is de afkorting van kilogram?
A
kilo
B
gram
C
g
D
kg

Slide 5 - Quiz

Wat is de afkorting van gram?
A
g
B
gr
C
gram
D
kilo

Slide 6 - Quiz

Hoeveel gram is een kilogram?
A
1
B
10
C
100
D
1000

Slide 7 - Quiz

Hoeveel kilogram is 1000 gram?
A
1
B
10
C
100
D
1000

Slide 8 - Quiz

Wanneer gebruik je een keuken weegschaal?
A
Als ik wil weten hoe zwaar ik ben.
B
Als ik wil weten hoeveel melk ik nodig heb voor pannenkoeken.
C
Als ik wil weten hoeveel gram meel ik nodig heb voor een taart.
D
Als ik wil weten hoe zwaar mijn koffer is.

Slide 9 - Quiz

Wat voor soort weegschaal is dit?
Kies twee antwoorden.
A
keukenweegschaal
B
digitale weegschaal
C
personenweegschaal
D
analoge weegschaal

Slide 10 - Quiz

Wat geeft deze weegschaal aan?
A
112 kg
B
11,2 kg
C
112 g
D
11,2 g

Slide 11 - Quiz

Wat geeft deze weegschaal aan?
A
70 kg
B
80 kg
C
75 kg
D
76 kg

Slide 12 - Quiz

Hoeveel weegt dit?
A
1 kg
B
10 g
C
250 g
D
250 kg

Slide 13 - Quiz

Hoeveel weegt dit samen?
 
A
1000 g
B
100 g
C
500 g
D
250 g

Slide 14 - Quiz

Wat is zwaarder?
A
zak appels
B
pak melk

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide


1000 gr = .... kg
A
1 kg
B
2 kg

Slide 17 - Quiz


1 kg = .... gr
A
50 gr
B
100 gr
C
500 gr
D
1000 gr

Slide 18 - Quiz



1 kg (1 pak suiker) = 1000 gr

Slide 19 - Slide


2 kg = .... gr
A
1000 gr
B
2000 gr

Slide 20 - Quiz


2000 gr = .... kg
A
1 kg
B
2 kg

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

3,1 kilo = .... gram

Slide 25 - Slide

2,5 kilo = .... gram

Slide 26 - Slide

5 kilo = .... gram
A
5 gram
B
50 gram
C
500 gram
D
5000 gram

Slide 27 - Quiz

1,7 kilo = .... gram
A
17 gram
B
170 gram
C
1700 gram

Slide 28 - Quiz

3,25 kilo = .... gram
A
325 gram
B
3250 gram
C
1700 gram

Slide 29 - Quiz


6 kg = .... gr
A
3000 gr
B
4000 gr
C
5000 gr
D
6000 gr

Slide 30 - Quiz

Wat weegt 1 kg?
A
1,5 liter cola
B
pak suiker
C
koffiepads
D
zak chips

Slide 31 - Quiz

Wat is gelijk aan 0,5 kg?
A
5 g
B
50 g
C
500 g
D
5000 g

Slide 32 - Quiz

Wat is gelijk aan 1,5 kg
Kies twee antwoorden.
A
1 kg en 500 g
B
1 kg 50 g
C
15 kg
D
1500 g

Slide 33 - Quiz

Wat is gelijk aan 2,1 kg?
A
21 g
B
210 g
C
2100 g
D
21000 g

Slide 34 - Quiz

Wat is gelijk aan 3800 g?
A
3,8 kg
B
38 kg
C
0,38 kg
D
380 kg

Slide 35 - Quiz

Hoeveel weegt ongeveer een kind van 8 jaar?
A
10 kg
B
30 kg
C
50 kg
D
70 kg

Slide 36 - Quiz

Hoeveel weegt ongeveer een potlood?
A
10 g
B
0,5 kg
C
100 g
D
1 kg

Slide 37 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van licht naar zwaar?
A
iPad, reep, stiften, puntenslijper
B
puntenslijper, stiften, iPad, reep
C
puntenslijper, stiften, reep, iPad
D
stiften, puntenslijper, reep, iPad

Slide 38 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van zwaar naar licht.
A
zitzak, fiets, spacescooter, laptop
B
laptop, spacescooter, zitzak, fiets
C
fiets, zitzak, laptop, spacescooter
D
fiets, zitzak, spacescooter, laptop

Slide 39 - Quiz

YES, dat was het!!! Goed gewerkt!!!

Slide 40 - Slide