Français à la Meiland

1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransSecundair onderwijs

This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Français à la Meiland
Zoals jullie net zagen, kan niet alleen het kasteel wat opknapwerk gebruiken, maar ook het Frans van de Meilandjes.
We overlopen enkele tips om ervoor te zorgen dat we ons niet even belachelijk zouden maken.
We nemen enkele taalfouten onder de loep.

Slide 3 - Slide

1. Le ou la vin? Foute lidwoorden
Dat Martien graag houdt van wijn is geen geheim. In Chateau Meiland kan je altijd terecht om te ‘wijnen’! Maar is het nu le vin of la vin? En un bouteille of une bouteille?

Slide 4 - Slide

LE vin, mais LA bouteille
Het gebruik van de juiste lidwoorden is niet eenvoudig bij het leren van de Franse taal. In het Nederlands maken we geen onderscheid tussen een mannelijk en vrouwelijk lidwoord. Het is gewoon altijd ‘de’. Maar oefening baart kunst! Hoe meer vocabulaire je leert, hoe minder taalfouten je hiertegen zal maken. Gelukkig zijn er ook enkele algemene tips zodat je niet alle woorden met bijhorend lidwoord uit je hoofd moet leren.

Slide 5 - Slide

Tip:
Kijk naar de laatste letters van het substantif (zelfstandig naamwoord).

Slide 6 - Slide

Mannelijke woorden eindigen vaak op:


- age (le potage = de soep)
- al (le journal = de krant)
- eau (le couteau = het mes)
- ment (le paiement = de betaling)




- et (le pistolet = het pistool)
- (t)eur (le coeur = het hart)
- ier (le calendrier = de kalender)
- isme (le cyclisme, het fietsen)

Slide 7 - Slide

Vrouwelijke woorden eindigen vaak op:

- ade (la promenade = de wandeling)
- sion (la télévision = de televisie)
- ance/- ence (la naissance = de geboorte, la fréquence = de frequentie)
 
-ation (la facturation = de facturering)
- ette/-té (la camionnette = de bestelwagen, la personnalité = de persoonlijkheid)
- aison (ook “raison” is vrouwelijk want vrouwen hebben nu eenmaal altijd raison ;) )
- esse en -euse (la tristesse = het verdriet, la danseuse = de danseres)

Slide 8 - Slide

“Bonsjoer”: het Nederlands foutief verfransen

Slide 9 - Slide

Het Nederlands foutief verfransen
Toch lachen we het hardst met hoe hij heel nonchalant het Nederlands verfranst. Hij durft in ieder geval Frans te spreken en taalfouten te maken. Félicitations! Maar Martien gebruikt wel voortdurend Nederlandse woorden die hij nu toch al in het Frans moet kennen. Wanneer hij ergens weggaat, zegt hij gewoon “doeg” i.p.v. “au revoir”. Hilarisch, maar geen Fransman die het begrijpt.

Slide 10 - Slide

Ter herinnering: enkele basiszinnen
Bonjour = Goedendag!
Bonsoir = Goedenavond!
S’il vous plaît = Alstublieft
Merci beaucoup = Hartelijk bedankt
Comment-allez vous? = Hoe gaat het met u?
Excusez-moi? = Excuseer?

Slide 11 - Slide

Ter herinnering: enkele basiszinnen
Désolé(e), je ne comprends pas = Sorry, ik begrijp het niet.
Bon appétit! = Smakelijk!
Au revoir! = Tot ziens!
Bonne journée! = Prettige dag!
À vous aussi! = Voor u ook (een prettige dag)!

Slide 12 - Slide

3. “Je parler bien le français!”: werkwoorden niet vervoegen
Comme cet homme-ci.

Wanneer je een conversatie wil voeren met een echte Fransman, dan zorg je best voor een correcte vervoeging van de werkwoorden. Het volstaat natuurlijk niet om géén werkwoord te gebruiken of het werkwoord verkeerd te vervoegen.

Slide 13 - Slide

3. “Je parler bien le français!”: werkwoorden niet vervoegen
Dat Martien bezorgd is om de werkmensen in het kasteel, laat hij graag merken. Maar vragen of ze veel werk hebben met de zin “Beaucoup de travail vous?” is niet meteen zijn beste Frans. Ook het werkwoord ontbreekt hier helemaal. Gebruik hier het werkwoord ‘avoir’ in de indicatif présent. Dit wordt dan: “Vous avez beaucoup de travail?”

Slide 14 - Slide

4. Te vaak ‘C’est’ zeggen

“C’est beau aujourd’hui!” Ja, Martien, het is mooi weer in het Frankrijk. Maar voor weersaanduidingen gebruik je niet ‘c’est’, maar ‘il fait’. Minder letterlijk dus vertaald vanuit het Nederlands. Letterlijk zou dit betekenen “hij maakt”.

Slide 15 - Slide

Il est
‘Il est’ kan ook gebruikt worden bij verschillende zinsconstructies ter vervanging van ‘c’est’. In dit geval betekent dit niet ‘hij is’, maar eerder ‘het is’. Deze constructie vind je bijvoorbeeld terug bij zinnen rond de tijd. Zo is het bijvoorbeeld “Il est cinq heures” in plaats van “C’est cinq heures”. Of ook wel tijd om te wijnen, in het geval van Martien ;-).

Slide 16 - Slide

C' est
Er zijn natuurlijk ook wel heel wat voorbeelden waar “het is” wél vertaald wordt naar “c’est”. Bijvoorbeeld de zin “C’est une belle histoire” (Het is een mooi verhaal) kan je hier perfect letterlijk vertalen. Maar als je algemeen wil zeggen dat iets mooi is, gebruik dan wel de mannelijke vorm en niet de vrouwelijke. Denk bijvoorbeeld aan de volgende zin: “C’est vraiment beau.” (Het is heel mooi.)

Slide 17 - Slide

5. Tutoyeren
Een taalfout waaraan de Fransen nogal gevoelig zijn: te snel iemand met ‘tu’ aanspreken! Wanneer je een onbekende man of vrouw aanspreekt op straat, gebruik dan ook steeds ‘vous’. Ook bij mensen die je niet zo goed kent, is het nog steeds aan te raden om de ‘vous’-vorm te gebruiken. Dit gebruik kan je ook doortrekken naar algemene situaties zoals inkopen doen in een winkel, iets bestellen op restaurant, een doktersbezoek,...

Slide 18 - Slide

5. Tutoyeren
De Fransen gebruiken twee werkwoorden om het verschil uit te leggen: ‘tutoyer’ of de tu-vorm gebruiken en ‘vousvoyer’ of de vous-vorm gebruiken. Wanneer jouw gesprekspartner niet akkoord is met jouw gebruik van de tu-vorm, kan hij je bijvoorbeeld aanmanen met: “Ne me tutoyez pas!”. Oeps...

Slide 19 - Slide