epilepsie

Epilepsie
1 / 19
next
Slide 1: Slide
pathologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Epilepsie

Slide 1 - Slide

Wat weet je van epilepsie?

Slide 2 - Mind map

Epilepsie
  • Ernstige verstoring in     prikkeloverdracht. 
  • Kortsluiting 
  • Oorzaak is vaak onduidelijk. 

Slide 3 - Slide

Mogelijke oorzaken
  • Erfelijk 
  • Aangeboren 
  • Hersenbeschadiging 
  • Alcohol of drugs 

Slide 4 - Slide

Symptomen
  • Schokkende beweging 
  • Schuim rond de mond 
  • Verlies van urine 

Slide 5 - Slide

Welke zaken zijn 'triggers', die de kans op een epileptische aanval vergroten?
A
overmatig alcoholgebruik en bepaalde vormen van drugs
B
slaaptekort spanningen/emoties/stress
C
voor en tijdens de menstruatie en lichtflitsen
D
koorts niet innemen van medicatie

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Wat valt je op bij de aanvallen?

Slide 8 - Open question

Gegeneraliseerde epilepsie
Aanvallen waarbij de hele hersenen betrokken zijn
.Tonisch-clonische aanval  (kramp en schokken)
  • Grand mal > grote aanval 
  • Hele lichaam reageert, buiten bewustzijn 
  • Tong bijten, urine verliezen 

Slide 9 - Slide

Drie fases
  • Tonische fase > kramp 
Dertig seconden, lichaam verstijft, blauw
  • Clonische fase > schokken 
Een minuut, aanspannen/ontspannen, armen en benen schudden
  • Ontspanningsfase > verslapt 
Bleek, urineverlies, moe
  • Na een tonisch-clonische aanval komt de ademhaling snel weer op gang, en is meestal diep en rochelend door extra speeksel. Na de aanval moet iemand wel in stabiele zijlegging worden gebracht, om te voorkomen dat er speeksel in de luchtpijp komt. 

Slide 10 - Slide

Absence
  • Petit mal > kleine aanval 
   Duurt enkele seconden tot halve minuut

  • Verlies bewustzijn 
  • Wegdraaien van de ogen, staren 
  • Kleine schokjes 

   Kinderen, en mensen met een verstandelijke beperking 

Slide 11 - Slide

Partiële epilepsie
  • Aanvallen die uit een deel van de hersenen voortkomen 
  • Geleidelijk, enkele minuten 
  • Staren 
  • Smakken, slikken, kauwen 
  • Bleek 
  • Automatismen  

Slide 12 - Slide

Status epilepticus
Levensgevaarlijke toestand  die in het ziekenhuis moet worden behandeld. Omdat er blijvende hersenschade kan ontstaan door zuurstofgebrek.

De patiënt komt niet meer uit de epileptische aanvallen die elkaar opvolgen. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

  • Medicijnen (anti-epileptica). 
  • Soms een hersenoperatie als medicijnen niet helpen, waarbij de epileptische haard (de plaats in de hersenen waar de stoornis ontstaat) kan worden uitgeschakeld.  
  • Ketogeen dieet > veel vetten en weinig koolhydraten en eiwitten. Weinig brood, aardappelen en fruit eten. Veel vetten ( vooral bij kinderen) 
  • Nervus Vagus Stimulatie is een methode om epileptische aanvallen te onderdrukken. Er worden kleine stroomstootjes toegediend aan de hersenzenuw in de hals, waardoor de aanvallen verminderen en minder heftig verlopen. Met een apparaatje ( pacemaker)worden elektrische impulsen gestuurd.  

  • Medicijnen (anti-epileptica). 
  • Soms een hersenoperatie als medicijnen niet helpen, waarbij de epileptische haard (de plaats in de hersenen waar de stoornis ontstaat) kan worden uitgeschakeld.  
  • Ketogeen dieet > veel vetten en weinig koolhydraten en eiwitten. Weinig brood, aardappelen en fruit eten. Veel vetten ( vooral bij kinderen) 
  • Nervus Vagus Stimulatie is een methode om epileptische aanvallen te onderdrukken. Er worden kleine stroomstootjes toegediend aan de hersenzenuw in de hals, waardoor de aanvallen verminderen en minder heftig verlopen. Met een apparaatje ( pacemaker)worden elektrische impulsen gestuurd.  

Behandeling

Slide 15 - Slide

Diagnose
Wordt gesteld door een arts.
Op basis van beschrijving.
Patiënt zelf kan het vaak niet goed omschrijven.
Afhankelijk van anderen.

Slide 16 - Slide

EEG
Elektro-encefalogram.

Hersenfilmpje waarmee de activiteit van de hersenen wordt gemeten

Slide 17 - Slide

Voorbeeld EEG

Slide 18 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 19 - Mind map