Starke Verben NK Kapitel 3C

4V - Kapitel 3 

Sport und Kultur
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4V - Kapitel 3 

Sport und Kultur

Slide 1 - Slide

Inhalt dieser Stunde

Starke Verben

 


Ziel(e):
  • Du kannst die starken Verben im Präsens konjugieren.

Slide 2 - Slide

Starke Verben

Slide 3 - Slide

Vervoegingen
(Schrijf op in je schrift!)
In de tegenwoordige tijd gebruik je feesttenten regel.

-e
-st
-t
-en
-t
-en
-en



Slide 4 - Slide

Algemeen
  • Sterke ww krijgen een klinker verandering in de verleden tijd en vaak ook bij het volt.dw.
  • Is het in het NL een sterk ww, dan is het bijna altijd in het Duits ook een sterk ww.
  • Bijv: schlafen-schlief-geschlafen


Sterke werkwoorden kunnen in het Duits ook in de tegenwoordige tijd een klankverandering krijgen.

Slide 5 - Slide

A/Ä-Wechsel
(Schrijf in je schrift!)
Sterke ww met een a in de stam krijgen in de tegenwoordige tijd bij du/er/sie/es/man een Umlaut (ä). Voorbeeld:

ich schlafe
du schläfst
er/sie/es/man schläft
wir schlafen
ihr schlaft
sie/Sie schlafen
 

Slide 6 - Slide

Vervoeg nu het ww fahren. (Het hele rijtje ich ..., du ..... etc.)

Slide 7 - Open question

E/i-Wechsel
(Schrijf op in je schrift)
Sterke ww met een e in de stam krijgen in de tegenwoordige tijd bij du/er/sie/es/man een i/ie. 
- Bij een korte e wordt het i. (essen - du isst) 
- Bij een lange e wordt het ie. (lesen - du liest)

Voorbeeld:
ich spreche
du sprichst
er/sie/es/man spricht
wir sprechen
ihr sprecht
sie/Sie Sprechen
 

Slide 8 - Slide

E/i-Wechsel
(2 uitzonderingen)
(Schrijf op in je schrift!)
1. De sterke ww geben, nehmen en treten hebben een lange klank, maar krijgen een i ipv een ie. (Let op! Bij het ww nehmen verandert de letter "h" bij du/er/sie/es naar een m, dus du nimmst en bij treten dubbel t; trittst, tritt)

2. De sterke ww gehen,  en (ver)stehen hebben geen e/i-Wechsel. 


Je komt meer uitzonderingen bij het maken van de oefeningen tegen. Noteer ze elke keer weer bij de aantekening. Dan wordt jouw aantekening ook compleet met de uitzonderingen > makkelijker leren.(blz 244-246)

Slide 9 - Slide

Vervoeg nu het ww geben. (Het hele rijtje ich ..., du ..... etc.)

Slide 10 - Open question

Und jetzt ihr!
Ga naar de site Verbuga(www.verbuga.eu/Duits)
Vink bij Starke Verben de ww aan met een e of a in de stam en ga ze oefenen!

Kom je nog meer uitzonderingen tegen? Schrijf ze bij jouw aantekening.

Fertig? Macht dann Aufgaben 10, 11 und 12 (K3 - Teil C Seite 124,125)!

Slide 11 - Slide

Lesdoel behaald?
Ik kan de sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Hausaufgaben für morgen:
Kapitel 3 - Teil C - Aufgabe 10, 11 und 12

Slide 13 - Slide

Genug geübt?
Teste dich selbst und mache den Quiz!

Slide 14 - Slide

1/8 Ergänze:
(schlafen) ..... Sie jede Nacht 8 Stunden?
A
schlaft
B
schläft
C
schlafen
D
schläfen

Slide 15 - Quiz

2/8 Ergänze:
(geben) ..... er mir Geld?
A
gibt
B
gebt
C
giebt
D
gibst

Slide 16 - Quiz

3/8 Ergänze:
(sehen) Annemarie ...... eine Katze.
A
siht
B
sieht
C
seht
D
siet

Slide 17 - Quiz

4/8 Ergänze:
(fangen) Die Show ...... um 20:00 Uhr an.
A
fange
B
fangt
C
fängst
D
fängt

Slide 18 - Quiz

5/8 Ergänze:
(fahren) Du ..... nach Spanien.
A
fahrst
B
fahrt
C
fährst
D
fährt

Slide 19 - Quiz

6/8 Ergänze:
(essen) Du ..... gerne Pommes.
A
isst
B
issst
C
esst
D
essst

Slide 20 - Quiz

7/8 Ergänze:
(lassen) Mein Vater ..... sein Auto in der Garage.
A
lässt
B
lasst
C
lasse
D
lässe

Slide 21 - Quiz

8/8 Ergänze:
(nehmen) Ich nehme eine Cola. Was ...... du?
A
nehmst
B
nihmst
C
niehmst
D
nimmst

Slide 22 - Quiz

Wie viele Fragen hattest du richtig? 
Hattest du 5 Fragen oder mehr richtig dann kannst du deine Hausaufgaben machen. Hattest du weniger richtig? Lies dann noch mal die Grammatik durch. 

Slide 23 - Slide