2mhd 11-10-2023 - H1 woordenschat 1e les

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen
  • laptop
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen
  • laptop

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen
We gaan beginnen met H1, Woordenschat




Huiswerk donderdag 12 oktober
H1, Woordenschat (blz. 24)

Maken: opdrachten 1 en 2 
Leren: theorie woordbetekenissen zoeken

Slide 2 - Slide





Na deze lessen kun je/weet je
  • de betekenis van een onbekend woord in de tekst vinden.
  • de betekenis van een onbekend woord opzoeken in een woordenboek.
  • de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen van deze paragraaf.

Doel

Slide 3 - Slide

Wat zijn synoniemen?
A
Woorden met meerdere betekenissen.
B
Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
C
Woorden met maar één betekenis.
D
Tegengestelde woorden.

Slide 4 - Quiz

Wat is een synoniem van eentonig?
A
speciaal
B
gewoon
C
saai
D
gelijk

Slide 5 - Quiz

Wat is een synoniem van essentieel?
A
belangrijk
B
doorslaggevend
C
speciaal
D
effectief

Slide 6 - Quiz

Synoniem voor crimineel is
A
onaardig
B
misdadig
C
agressief
D
enthousiast

Slide 7 - Quiz

Synoniem voor mengen is
A
weggooien
B
knoeien
C
mixen
D
regelen

Slide 8 - Quiz

Welke woorden zijn synoniemen?
A
Bank - Stoel
B
Bakker - Slager
C
Kapot - Stuk
D
Groen - Geel

Slide 9 - Quiz

Wat is een voorbeeld van synoniemen?
A
groot en groter
B
viool en trompet
C
stuk en kapot
D
dag en nacht

Slide 10 - Quiz

Synoniem voor opmerkelijk is
A
normaal
B
gezien
C
bijzonder
D
merkloos

Slide 11 - Quiz

Hoe zat het ook alweer? (blz. 216)
  • Synoniem => een ander woord met (bijna) dezelfde betekenis.
De betekenis van een woord 
  • kun je vinden door een omschrijving in de tekst te zoeken, of
  • kun je afleiden uit voorbeelden in de tekst.
  • Ken je het tegenovergestelde woord, dan kun je bedenken wat het onbekende woord betekent.
  • Zoek naar een bekend woorddeel.

Slide 12 - Slide

Aantekeningen maken

Slide 13 - Slide

Wat:
H1, Woordenschat (blz. 24/25(: maak opdracht 1 af. 

Hoe:
Alleen 

Klaar?
Bespreek met je buurman of buurvrouw de antwoorden.
Ben je daar ook klaar mee, dan ga 
je verder met opdracht 2.

Daarna bespreken we deze 
opdracht samen.





Hulp nodig?
Kijk naar het stoplicht

rood: stil! 
Vraag het de docent als
je het echt niet meer weet.
geel: fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je
groen:  fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je of vraag het
de docent  


Aan het werk!
timer
1:00

Slide 14 - Slide






Je kunt
  • de betekenis van een onbekend woord in de tekst vinden.
  • de betekenis van een onbekend woord opzoeken in een woordenboek.
  • de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen van deze paragraaf.
Doel

Slide 15 - Slide

Volgende les
Donderdag 12 oktober meenemen:
lesboek
schrift
pen
laptop






Huiswerk donderdag 12 oktober
H1, Woordenschat (blz. 24/25): opdrachten 1 en 2  (in je schrift)

Slide 16 - Slide