Taalverzorging 479 les 7

Taalverzorging
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taalverzorging

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Taalverzorging
Grammatica
Spelling
Formuleren
Taalbewustzijn (taalfeitjes)

Slide 3 - Slide

Vorige les


Formuleren:
opdracht 18 en 19 (verwijswoorden)
opdracht 26 (spreekwoorden)
opdracht 27 (beeldtaal)

Slide 4 - Slide

Schrijf deze zin op:


Ik heb mijn overbuurman een chocoladereep gegeven.

Slide 5 - Slide

Ontleed de zinnen
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
zin in zinsdelen verdelen
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling

Slide 6 - Slide

Ontleed de zinnen
werkwoord
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord

Slide 7 - Slide

werkwoorden
Een werkwoord kan in verschillende vormen in je zin terugkomen:

brengen > infinitief (hele werkwoord)
bracht > verleden tijd (of in een andere tijd)
gebracht > voltooid deelwoord

Slide 8 - Slide

Zelfstandig werkwoord


Belangrijkste werkwoord in de zin.
Hulpwerkwoord


Meer dan één werkwoord? Alles wat geen zelfstandig werkwoord is, is hulpwerkwoord!

Slide 9 - Slide

Werkwoorden
Ik heb gisteren een verhaal verteld.

heb / verteld

Welk werkwoord is belangrijker?

Slide 10 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon of een groep mensen zonder een naam te noemen. 

Slide 11 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
                 Geeft een bezit aan. 

                                  Heb je jouw fiets op slot gezet?
       je: persoonlijk
         jouw: bezittelijk

Slide 12 - Slide

Signaalwoorden
zins- en alineaverbanden

Slide 13 - Slide

Zinsverbanden

Zinsverband = een verband binnen een zin of tussen zinnen.

VB. Kleine kriebelbeestjes komen al eeuwen op aarde voor. 
Zo houdt de kakkerlak het al meer dan 200 miljoen jaar vol.

 

Slide 14 - Slide

Verbanden
Zinsverband: Zinnen hebben met elkaar te maken.


Alineaverband:  In de eerste alinea wordt iets gezegd. 

Slide 15 - Slide

Signaalwoorden (uitleg) 
Tekstverband:                                                  Signaalwoord:
voorbeeld                                                           zo, zoals, bijvoorbeeld
reden/ argument                                             want, omdat, daarom
conclusie/ standpunt                                     dus, kortom, dan ook


Slide 16 - Slide

 Signaalwoorden

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! 
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!

Slide 17 - Slide

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband tegenstelling?
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 18 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband voorbeeld?
A
samenvattend
B
echter
C
ter toelichting
D
zo

Slide 19 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband opsomming?
A
en
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 20 - Quiz

Aan de slag!

Maak uit je B-boek vanaf bladzijde 9 de volgende opdrachten:
grammatica: opdracht 2, 6, 8
signaalwoorden en verbanden: opdracht 17

Maak vanaf bladzijde 89 de volgende opdrachten:
samenstellingen: opdracht 14ab 
leestekens: opdracht 18

Slide 21 - Slide