GGZ - Les 4.6 - Stress- en dwangstoornissen

GGZ - Les 4.6 - Stress- en dwangstoornissen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GGZMBOStudiejaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

GGZ - Les 4.6 - Stress- en dwangstoornissen

Slide 1 - Slide

Wanneer spreken wij van een angststoornis?
A
Wanneer er vaak angst plaatsvindt
B
Wanneer de angst aanwezig is
C
Wanneer angst niet passend voorkomt

Slide 2 - Quiz

Bang om beoordeelt te worden door anderen is een omschrijving van...
A
Sociale fobie
B
Agorafobie

Slide 3 - Quiz

Want wat is dan wél een omschrijving van agorafobie
A
Angst voor mensen
B
Angst om de veilige omgeving te verlaten
C
Angst voor bacteriën
D
Angst voor angst

Slide 4 - Quiz

Psychotrauma
Ook wel 'trauma' = Heftige psychische en lichamelijke reacties na een ingrijpende gebeurtenis. 

Slide 5 - Slide

Stress
Spanning die jij voelt door drukte, inspanning, etc.

Slide 6 - Slide

Welke is juist?
A
Stress is altijd negatief
B
Stress is altijd positief
C
Stress kan alertheid veroorzaken & je actief houden
D
Stress kan stoornissen veroorzaken als het té veel aanwezig is.

Slide 7 - Quiz

Ken je voorbeelden van stressoren (stressveroorzakers)?

Slide 8 - Open question

- Alledaagse gebeurtenissen (toets)
- Ingrijpende gebeurtenissen (scheiding of een nieuwe baan krijgen)
- Langdurige moeilijke omstandigheden (economische crisis)
- Ernstige verwaarlozing.

Slide 9 - Slide

Psychotrauma en stress
Deze kunnen stoornissen en symptomen veroorzaken:
Gevoelens van angst/vrees
Depressieve verschijnselen
Aanhoudende sombere stemming
Onredelijk boos
Plotselinge agressie
Dissociatieve symptomen

Slide 10 - Slide

Dissociatieve stoornissen
- Dissociatieve amnesie = Geheugenverlies van + samenhangend met die gebeurtenis.
- Dissociatieve identiteitsstoornis = Het bestaan en wisselen tussen meerdere identiteiten.
- Depersonalisatie/de-realisatiestoornis = Aanhoudende + terugkerende episoden van depersonalisatie en de-realisatie.

Slide 11 - Slide

Wat is depersonalisatie?
A
Het missen van een persoonlijkheid
B
Vervreemding gericht op de eigen persoon

Slide 12 - Quiz

Wat is de-realisatie?
A
Vervreemding van de omgeving
B
Geen nieuwe inzichten meer kunnen realiseren.

Slide 13 - Quiz

Stressorgerelateerde stoornissen
.
- Acute stressstoornis
- Posttraumatische stressstoornis
- Aanpassingsstoornis

Slide 14 - Slide

Acute stressstoornis
Directe, niet-passende, zéér heftige reactie op een (eigen of andermans) traumatische gebeurtenis. (3d - 1m) 
- Intrusies/herbelevingen.
- Emotionele verdoving
- Dissociatie
- Geheugenverlies om de gebeurtenis
- Vermijding
- Arousal (aanhoudend hoog angstig)

Slide 15 - Slide

Posttraumatische stressstoornis
Symptomen (1m - jaren)
Ernstigere vorm van acute stressstoornis.

Slide 16 - Slide

Aanpassingsstoornis
Binnen 3 maanden na stressor een licht traumatische reactie 
Komt je niet vaak tegen, mensen zoeken geen hulp of hebben geen ondersteuning nodig om hier uit te komen. 

Slide 17 - Slide

Wat zijn factoren die het krijgen van een traumagerelateerde stoornis kunnen vergroten?

Slide 18 - Open question

Behandelingen
- EMDR
- Cognitieve gedragstherapie
- Medicamenteuze ondersteuning
- Persoonlijke begeleiding

Slide 19 - Slide

Hoe zou jij iemand met PTSS begeleiden?

Slide 20 - Open question

Begeleiden
- Veiligheid bieden
- Benadruk dat er géén sprake is van acute dreiging
- Laat controle bij de cliënt
- Bemoedig de cliënt.
- Wees alert op oplopende spanning
- Help cliënt impulsen te controleren.
- Pas interventies toe om angst te verminderen
- Toon begrip
- Help met slaap problemen. 

Slide 21 - Slide

Obsessieve-Compulsieve Stoornis (OCS)
.
Aanwezigheid van dwanggedachten en compulsieve handelingen. 

Slide 22 - Slide

OCS is ook vaak comorbide aanwezig. Wat betekent, comorbiditeit?
A
Veroorzaakt andere stoornissen
B
Meerdere stoornissen aanwezig

Slide 23 - Quiz

Oorzaken
- Erfelijkheid
- Persoonlijkheid
- Stress/traumatische ervaringen

Slide 24 - Slide

Behandelingen
- Medicatie
- Cognitieve gedragstherapie
- Deep brain stimulation (Implant die elektrische stimulatie geven).

Slide 25 - Slide

Hoe zou jij iemand met OCS begeleiden?

Slide 26 - Open question

Begeleiding
- Win het vertrouwen van een cliënt die nog niet in behandeling is.
- Accepteer de cliënt
- Stel dagprogramma op
- Benadruk adequaat gedrag
- Ondersteun een onderzoekende houding
- Versterk het verstand
- Vermijd tijdsdruk
- Houdt zelfzorg in de gaten
- Herken aanpassingsgedrag bij naasten

Slide 27 - Slide

Verwante stoornissen
- Body dysmorphic disorder (BDD)
- Hoarding

Slide 28 - Slide

Opdracht: In gesprek
Casus Johan (22M) heeft OCS,. Hij wast elke dag, minstens 100x zijn handen uit angst dat hij zichzelf en zijn vriendin ziek maakt. Hij wast zijn handen na elk object dat hij aanraakt dat niet van hem is, of voor het eten en na het toiletteren. Meestal voelen zijn handen na het handen wassen nog niet schoon, dan doet hij per sessie minstens 3x zijn werk opnieuw. 
In 2tallen: Schrijf samen op: Wat zou jij hem zeggen en vragen?
timer
10:00

Slide 29 - Slide