À quoi ça sert de faire du sport?

À quoi ça sert de faire du sport?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

À quoi ça sert de faire du sport?

Slide 1 - Slide

9

Slide 2 - Video

00:16
Noem 1 sport die je voorbij hoorde komen

Slide 3 - Slide

00:22
Welke 2 nadelen van sporten worden genoemd?

Slide 4 - Slide

00:35
Waar zorgen de 600 spieren in je lichaam voor?

Slide 5 - Slide

00:48
Verschillende organen in je lichaam zorgen ervoor dat je lichaam tijdens het sporten...

Slide 6 - Slide

01:01
Wat leer je ook tijdens het sporten?

Slide 7 - Slide

01:11
Waar zorgt het stofje endorfine voor?

Slide 8 - Slide

01:21
Wat is een voordeel van (team)sporten?

Slide 9 - Slide

01:30
Wat werd hier verteld?

Slide 10 - Slide

01:36
Artsen adviseren om ...(?)... per dag te sporten.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Je moet het werkwoord Faire kennen:

Slide 13 - Slide

Le verbe: faire!
Font
Faites
Fais
Fait
Faisons
Fais
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Slide 14 - Drag question

Les sports | Faire + du / de la / de l' / des

1.


2.
3.
4.
5.
Faire du cheval
Faire de la natation
Faire du ski
Faire du jogging
Faire du vélo

Slide 15 - Drag question


EXERCICE 16a , b,c 
Laten zien!
Herhalen woorden thema 2
Maken leesopdrahten opdracht 21 22

Slide 16 - Slide


Présent: Ik doe/maak

Je fais du foot.

Je fais de la danse 

Nous faisons de la voile

Slide 17 - Slide

Sporten uit de woordenlijst:
Le foot      Het voetbal
Le volley 

Slide 18 - Slide