H2 Lezen

Leesvaardigheid
Hoofdzaken en bijzaken
Blz. 38 t/m 43
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Leesvaardigheid
Hoofdzaken en bijzaken
Blz. 38 t/m 43

Slide 1 - Slide

Hoofd- en bijzaken

De belangrijkste informatie in een tekst 
noemen we hoofdzaken.

Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken.

Slide 2 - Slide

Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken staan in kernzinnen:
- meestal de eerste of laatste zin van een alinea
- soms de tweede zin van een alinea
- lees de inleiding en het slot
Bijzaken: nadere uitleg of voorbeeld.
- bijzaken herken je soms aan signaalwoorden: bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, onder andere

Slide 3 - Slide

Het onderwerp

Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op: 
  • de titel
  • de eerste zin of de eerste alinea 
  • een afbeelding bij de tekst 
  • tussenkopjes en vetgedrukte of onderstreepte woorden in de tekst 

Slide 4 - Slide

De hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte is een heel korte samenvatting in één zin. Het is het belangrijkste wat de schrijver wil vertellen. 
  • De hoofdgedachte = het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.  
  • Om de hoofdgedachte te formuleren moet je dus eerst het onderwerp bepalen
  • Het onderwerp = waar de tekst over gaat. Dat kun je vaak met één of enkele woorden zeggen.

Slide 5 - Slide

Dus het onderwerp van een tekst is waar de tekst over gaat en de hoofdgedachte van een tekst is wat de schrijver van die tekst de lezer duidelijk probeert te maken.

Slide 6 - Slide

Hoe vind je de hoofdgedachte?

  • Vraag je af wat de schrijver vertelt over het onderwerp
  • Zoek in de eerste alinea of in het slot van een tekst. 
  • De hoofdgedachte hoeft niet letterlijk in de tekst te staan. 
  • Let op! Twee teksten met hetzelfde onderwerp kunnen heel goed twee verschillende hoofdgedachtes hebben.
  • Bedenk wat de tekstsoort en het tekstdoel is, de hoofdgedachte heeft daar mee te maken.

Slide 7 - Slide

Kernzinnen
  • In een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak
  • Andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen
  • Een kernzin is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea
  • Soms is er geen duidelijke kernzin. Die moet dan zelf gemaakt worden door een zin te maken met het kernwoord

Slide 8 - Slide

onderwerp
hoofdgedachte
vinden met oriënterend lezen
vinden met nauwkeurig lezen
een woord of paar woorden
een hele zin
let op: geen vraagzin!
waar de tekst over gaat
wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen
meestal eerste vraag in een toets
meestal laatste vraag in een toets

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Blz. 38 t/m 43

We maken klassikaal opdracht 2
Huiswerk: Startopdracht en opdracht 4

Slide 10 - Slide

timer
1:00

Slide 11 - Slide