TH2

Huisregeltjes:
  • Geen jas, snoep/kauwgom in de klas
  • Telefoon in telefoontas
  • Klassenplattegrond = leidend
  • Schoolspullen op tafel
  • Tas op de grond
  • Begin van de les en uitleg, dan zijn jullie stil
  • Afsluiting les, dan zijn jullie stil
timer
3:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Huisregeltjes:
  • Geen jas, snoep/kauwgom in de klas
  • Telefoon in telefoontas
  • Klassenplattegrond = leidend
  • Schoolspullen op tafel
  • Tas op de grond
  • Begin van de les en uitleg, dan zijn jullie stil
  • Afsluiting les, dan zijn jullie stil
timer
3:00

Slide 1 - Slide

TH2B 10 november
  • PO DICHTHEID 

Slide 2 - Slide

TH2A 10 november
  • Voorbereiding PO DICHTHEID
    Hoe schrijf je een meetrapport
  • Herhaling berekenen van de dichtheid.

Slide 3 - Slide

TH2B 11 november
Start H3 WATER
Leerdoelen:
  • Je kunt de 3 fasen / toestanden van water benoemen.
  • Je kunt verschillende soorten
       neerslag natuurkundig
       beschrijven

Slide 4 - Slide

Week 46-51: Leerdoelen H3 WATER (Boek A)
Je kunt:
  • de drie fasen van stoffen zoals water benoemen.
  • verschillende soorten neerslag natuurkundig beschrijven.
  • de onderdelen van een vloeistofthermometer benoemen en je weet hoe een vloeistofthermometer werkt.
  • een thermometer voorzien van een schaalverdeling in graden Celsius (P.O.)
  • de zes fase-overgangen van stoffen beschrijven, ook in weersverschijnselen.
  • beschrijven wat er gebeurt als water kookt (P.O.).
  • uitleggen wat het kookpunt en smeltpunt (vriespunt/stolpunt) van een stof zijn.
Dit wordt in week 51 afgetoetst met een voortgangstoets en een praktische toets

Slide 5 - Slide

TH2A 13 november
  • PO DICHTHEID 

Slide 6 - Slide

Nask Boek A Hoofdstuk 2 (week 38-44)
STOFFEN, je kunt:
  1. Voorbeelden geven van stofeigenschappen en je kunt stoffen hiermee beschrijven.
  2. Enkele gevarensymbolen herkennen en je weet wat ermee bedoeld wordt.
  3. Onderscheid maken tussen zuivere stoffen en mengsels en je kunt verschillende mengsels beschrijven.
  4. Uitleggen wat extraheren en filtreren is.
  5. Het volume berekenen en bepalen van regelmatig en
    onregelmatig gevormde voorwerpen.
  6. Uitleggen wat de dichtheid van een stof betekent.
  7. De dichtheid berekenen met behulp van SPA.
Dit wordt in week 44 afgetoetst met een ST (weging 2)

Slide 7 - Slide

SPA= Standaard Probleem aanpak
  • Gegevens, gevraagd, formules, berekening & checken
  •  Oefening:
    Een maatcilinder is gevuld met een bepaalde vloeistof.
    De massa van de vloeistof is 38,4 g.
    Welke stof zit er in de maatcilinder?

Slide 8 - Slide

Zoek de 5 fouten
Een kubus van een bepaalde stof heeft de volgende afmetingen: 6 cm hoog, 2 cm breed en 10 cm lang. Het heeft een massa van 240 g. Van welke stof is deze kubus gemaakt?

hoogte = 6 cm, breedte = 2 cm, lengte = 10 cm
Welke stof?
Volume = 10 x 2 x 6 = 120 cm
Dichtheid = massa : volume = 240 : 120 = 2


Slide 9 - Slide

TH2 27 oktober
  • Binnenkomst (3 min)
  • Leerdoelen Hoofdstuk 2
  • SPA bij rekenvragen
  • Zelfstandig werken in online boek:
    1. Opgaven van H2.3 en H2.4
    2. TEST JEZELF maken
  • Toets leren TIPS!
timer
3:00

Slide 10 - Slide

Toets leren: TIPS
  1. Maak zelf een samenvatting (gebruik de leerdoelen!)
  2. Maak TEST JEZELF (per paragraaf)
  3. Maak de online Diagnostische Toets
  4. Bekijk de nagekeken opgaven in je boek/schrift nog een keer (en dan vooral de foute antwoorden)
  5. Doe de online reken/vaardigheidstrainers

Slide 11 - Slide

Onderdompelmethode:
  • Zet in de juiste volgorde:
    1. Dompel het voorwerp helemaal onder water 
    2. Vul een maatcilinder met water
    3. Lees de eindstand af
    4. Lees de beginstand af
    5. Volume = eindstand - beginstand
  • 2-4-1-3-5

Slide 12 - Slide

Wat betekent het VOLUME eigenlijk?
A
Hoe zwaar of licht een stof is
B
Hoeveel plaats een stof inneemt

Slide 13 - Quiz

Hoe bepaal je het volume van een onregelmatig gevormd voorwerp?
A
Met een liniaal
B
Met de onderdompelmethode

Slide 14 - Quiz

Hoe bereken je het volume van een rechthoekig gevormd voorwerp?
A
l x b x h
B
eindstand -beginstand

Slide 15 - Quiz

5 mL =
A
5 vierkante centimeter
B
5 kubieke centimeter

Slide 16 - Quiz

Onderdompelmethode:
  • Zet in de juiste volgorde:
    1. Dompel het voorwerp helemaal onder water 
    2. Vul een maatcilinder met water
    3. Lees de eindstand af
    4. Lees de beginstand af
    5. Volume = eindstand - beginstand
  • 2-4-1-3-5

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Je weet niet of er in een keukenpotje kristalsuiker of keukenzout zit.
Hoe kun je kristalsuiker en keukenzout van elkaar onderscheiden?
A
Geur
B
Smaak
C
Kleur
D
Oplosbaarheid

Slide 20 - Quiz

Sommige stoffen hebben gevaarlijke eigenschappen.
Sleep de juiste eigenschap naar de stof.
Dynamiet is een stof die kan...
Hout is een stof die kan...
Een sterk zuur kan door je
 huid heen...
Ontploffen
Bijten
Branden

Slide 21 - Drag question

Cola bestaat uit verschillende stoffen
Welke twee stoffen kunnen er in cola zitten?
suiker
zeep
water
melk

Slide 22 - Poll

De meeste stoffen die je in de natuur tegenkomt zijn mengsels.
Lees de opmerkingen over mengsels. Klik op de juiste opmerking.
A
Cola is geen mengsel
B
Een mengsel bestaat uit 2 of meer stoffen
C
Suiker is een mengsel
D
Een mengsel bestaat uit 1 stof

Slide 23 - Quiz

Je doet een beetje suiker in hete thee. De suiker lijkt in het niets te verdwijnen.
Wat gebeurt er met de suiker?
A
De suiker verbrand
B
De suiker lost op
C
De suiker verdampt
D
De suiker verdwijnt

Slide 24 - Quiz

Voor je liggen twee even grote blokjes. Het ene blokje is gemaakt van hout; het andere van ijzer.
Welke uitspraak over deze blokjes is waar?
A
De massa van de blokjes is gelijk
B
De massa van het blokje hout is het grootst
C
De massa van het blokje ijzer is het grootst
D
Het volume van de blokjes is verschillend

Slide 25 - Quiz

Nask Boek A Hoofdstuk 1 (week 34-37)
Natuurwetenschappen, je leert/herhaalt:
1. Het verschil tussen natuurkunde, scheikunde (en biologie)
2. Wat de wetenschappelijke methode is
3. Verschillende grootheden en eenheden
4. Rekenen met eenheden
5. Het juist uitvoeren van een practicum
Dit wordt in week 37! afgetoetst met een FT (weging 0)

Slide 26 - Slide