Basiswoordenschat 1,2,4,5

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Toets

tijd

per opdracht krijg je kort de tijd om na te denken

vul direct je antwoord in

het antwoord is goed of fout

weet je t niet dan een vraagteken

Schrijf in het Duits :
Mijn voornaam is ... en mijn achternaam is....

Het spijt me maar....

1. Ich möchte bitte ....
2. Das ist nett , aber...
3. Haben Sie Lust...
4. Es tut mir Leid aber...

familieleden

Wie meinen Sie das?

de scooter

1. der Roller
2. das Moped
3. der LKW
4. das Taxi

Schrijf in het Duits op :
Hoe schrijf je dat?

Schrijf in het Duits:
in de buurt van

Schrijf in het Duits:
Hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag

einsteigen

überqueren

abbiegen

umsteigen

in Urlaub fahren

op vakantie gaan

overstappen

afslaan

oversteken

instappen

Ich habe mich verirrt.

1. Ik heb me vergist.
2. Ik ben t vergeten.
3. Ik heb een vergissing gemaakt.
4. Ik ben verdwaald.

Schrijf op in het Duits:
Wanneer ben je jarig?

Hoe heet dit vervoermiddel in het Duits?

Schrijf in het Duits :
Bij het stoplicht in de verkeerde richting rijden.

de volwassene

1. eine Fremdsprache
2. der Erwachsene
3. der Feiertag
4. der Geburtstag

warm drinken

Ik ben hier onbekend.

1. Ich bin fremd hier.
2. Ich mag keine.
3. Ich möchte bitte
4. Das glaube ich auch.

Gemüse

Schinken

Birnen

Sahne

Senf

ein Stück Kuchen

Schrijf in het Duits:
Ik bedoel de leeftijd.

uit eten gaan

Schrijf in het Duits :
Een kannetje sap graag!

der Wohnort

die Handynummer

das Geburtsdatum

die Fächer

der Familienname

de geboortedatum

het mobiele nummer

de vakken

de woonplaats

de achternaam

'einen Ausflug machen' kan niet naar

1. das Ausland
2. der Vergnügungspark
3. die Ausfahrt
4. der Zoo

Ende

Hoe is het resultaat van jouw toets?

1. goed
2. matig
3. voldoende
4. onvoldoende

Wat viel tegen?

Wat had jij anders moeten doen?

Wat had ik ( docent) anders moeten doen?