1. Vragen van gasten beantwoorden bij de receptie van een vakantiepark
2. Hulp en service bieden aan gasten van een vakantiepark
3. Gedragsregels over beleefdheid en deze regels opvolgen
4. Regels over uiterlijke verzorging en deze regels opvolgen
5. Correct taalgebruik gebruiken
6. Een telefoongesprek volgens een instructie aannemen en voeren
7. Een telefoonformulier invullen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Wat leer je in blok 2?
1. Vragen van gasten beantwoorden bij de receptie van een vakantiepark
2. Hulp en service bieden aan gasten van een vakantiepark
3. Gedragsregels over beleefdheid en deze regels opvolgen
4. Regels over uiterlijke verzorging en deze regels opvolgen
5. Correct taalgebruik gebruiken
6. Een telefoongesprek volgens een instructie aannemen en voeren
7. Een telefoonformulier invullen
Slide 1 - Slide
Twee filmpjes bekijken
1. Gasten ontvangen
2. Communiceren
Slide 2 - Slide
Hoe kan ruis in de communicatie worden voorkomen?
A
Lawaai
B
Moeilijke woorden gebruiken
C
Afgeleid zijn
D
Door antwoorden samen te vatten
Slide 3 - Quiz
Wat is een voorbeeld van verbale communicatie?
A
Joost knikte met zijn hoofd.
B
"Ik wacht op je bij de bushalte", zei Bert.
C
Hij leunde achterover op zijn stoel.
D
Zij rolde met haar ogen.
Slide 4 - Quiz
Bij communicatie is er sprake van een
A
Boodschap
B
Ontvanger
C
Zender
D
Alle drie
Slide 5 - Quiz
Is hier sprake van communicatie?
A
Nee, zingen is geen communicatie
B
Ja, want ik kan meezingen
C
Ja, er is sprake van een boodschap overbrengen.
D
Nee, want Beyoncé hoort mij niet
Slide 6 - Quiz
Volgens het communicatiemodel begint communicatie bij:
A
De boodschap
B
De zender
C
De ontvanger
D
Het medium
Slide 7 - Quiz
Wat is de juiste volgorde bij communicatie?
A
boodschap - zender - ontvanger
B
zender - ontvanger - boodschap
C
zender - boodschap - ontvanger
D
ontvanger - boodschap -zender
Slide 8 - Quiz
Wat is tweezijdige communicatie?
A
Vorm van communicatie waarbij de ontvanger direct kan reageren.
B
Vorm van communicatie waarbij iemand alleen gebruik maakt van verbale communicatie.
C
Vorm van communicatie waarbij de zender voor ruis zorgt
Slide 9 - Quiz
non verbale communicatie
Verbale communicatie
Schreeuwen
Knikken
Je schouders ophalen
Achterover leunen
Een tekst uitleggen
Een gesprek voeren
Slide 10 - Drag question
Goede communicatie is belangrijk om problemen te voorkomen.
Zet onderstaande woorden in de juiste volgorde.
zender
boodschap
ontvanger
Slide 11 - Drag question
Verbale communicatie
Non-verbale communicatie
Je kijkt boos
Je vraagt een klasgenoot om een pen
Je schrijft tijdens de les een briefje naar een vriendin
Knipogen
"Goedemorgen!"
Zwaaien naar een bekende
Zonder woorden
Met woorden
Slide 12 - Drag question
Nog even herhalen.. Sleep de tekst naar de juiste afbeelding!
Formele kleding
Informele kleding
Non-verbale communicatie
verbale communicatie
Slide 13 - Drag question
Communiceren doe je op verschillende manieren. Hieronder staan voorbeelden van verbale of non-verbale communicatie. Geef per voorbeeld aan of er sprake is van verbale of non verbale communicatie. Sleep de tekst naar het juiste vak.
verbale communicatie
verbale communicatie
non-verbale communicatie
non-verbale communicatie
Een stagiair trekt zijn wenkbrauwen op nadat zijn stagebegeleider iets aan hem heeft uitgelegd
Een kapper vraagt tijdens het knippen aan een klant hoe haar vakantie was
Een leidinggevende in een kapsalon stuurt alle werknemers een e-mail met informatie over nieuwe producten
Een klant kijkt na een knipbeurt in de spiegel en steekt zijn duim op naar de kapper
Slide 14 - Drag question
Verbale en non-verbale communicatie
verbale communicatie: gesproken of geschreven woorden (ongeveer 10%)
non-verbale communicatie:lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen
(ongeveer 90%)
Slide 15 - Slide
Zoek een foto op internet met een non verbale communicatie
Slide 16 - Open question
communicatiemodel
Een communicatiemodel is een model waarin de relaties tussen zender, boodschap en ontvanger schematisch worden voorgesteld.
Het model beschrijft:
- wie iets zegt,
- wat wordt gezegd
- via welk kanaal de boodschap wordt overgebracht
- voor wie de boodschap is bedoeld en welk effect de boodschap heeft.