6.6 Ontwikkelingssamenwerking

Wat gaan we doen vandaag?
  • Uitleg paragraaf 6 (20 min) 
  • zelfstandig werken (25 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?
  • Uitleg paragraaf 6 (20 min) 
  • zelfstandig werken (25 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)

Slide 1 - Slide

Welvaart is de mate waarin je je behoeftes kunt voorzien.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Hoe kun je niet de vicieuze cirkel doorbreken?
A
beter onderwijs
B
opheffen protectiemaatregelen
C
kinderen moeten werken
D
betere gezondheidszorg

Slide 3 - Quiz

ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Vandaag

Ik kan verschillende vormen van ontwikkelingssamenwerking noemen.

Ik kan aangeven wanneer de verschillende vormen van ontwikkelingssamenwerking worden toegepast.

Ik kan aangeven wat ik zelf kan doen om ontwikkelingslanden te helpen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

bij rampen of andere noodsituaties is noodhulp nodig om de bevolking meteen te helpen

Voedsel drinkwater medicijnen tenten 
Noodhulp

Slide 8 - Slide

Structurele Hulp

Slide 9 - Slide

Gebonden hulp
Gebonden hulp
= Hulp waaraan voorwaarden zijn verbonden  
  • bijvoorbeeld dat het in Nederland moet worden aangeschaft bij een bedrijf.

Gunstig
Werkgelegenheid in Nederland
Winst van Nederlandse Bedrijven

Slide 10 - Slide

Van wie komt de hulp? 
Bilaterale hulp
Hulp van één land rechtstreeks aan een ander land.
Nederland helpt bijvoobeeld Ghana op deze manier.

Internationale hulporganisaties
De  (financiële) hulp verloopt bijvoorbeeld via het Internationaal monetair fonds (IMF) en wereldbank

Slide 11 - Slide

Bilaterale hulp
Het geld kan op twee manieren aan zo'n land gegeven worden.

           *Gebonden hulp                                    *Ongebonden hulp
Er is afgesproken waaraan                    Het land mag zelf beslissen
het geld wordt besteed.                          waar ze het geld aan 
                                                                           besteden.


Slide 12 - Slide

Wat kun je zelf doen?
  • Fairtrade producten kopen, de opslag zorgt voor extra inkomsten boeren ontwikkelingslanden 

Slide 13 - Slide

Vormen van ontwikkelingshulp
  • Noodhulp
  • Structurele hulp (structureel)
  • Gebonden hulp (Hulp met voorwaarden)
  • Bilaterale hulp

Slide 14 - Slide

Gevolgen lagere Europese invoerrechten op producten uit ontwikkelingslanden

  • Stijgt werkgelegenheid in ontwikkelingsland
  • Daalt werkgelegenheid in Europese Unie

Slide 15 - Slide

handelsovereenkomst

Slide 16 - Slide

Internationale instellingen
Organisaties zoals de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) geven gewone leningen aan ontwikkelingslanden.
 ​
Dat gebeurt vaak tegen gunstige voorwaarden, zoals een lage rente of een langere periode van terugbetalen. Ook wordt soms de lening (of een deel ervan) kwijtgescholden.

VN verenigde naties. Opvang vluchtelingen, armoedebestrijding


Slide 17 - Slide

Is de bouw van een ziekenhuis noodhulp of structurele hulp?
A
noodhulp
B
structurele hulp

Slide 18 - Quiz

Gebonden hulp
Inkomen per hoofd van de bevolking 
Noodhulp
Ontwikkelingslanden
Structurele hulp
De oorzaak van het ene probleem is een gevol van een ander probleem. Met hulp van buitenaf kan het worden doorbroken.
Landen met een grote economische achterstand op rijke westerse landen
Hulp in noodsituaties, zoals geven van voedsel, medicijnen. Met als doel op korte termijn de mensen te laten overleven
Vicieuze cirkel
Hulp aan ontwikkelingslanden om de oorzaken van armoede te bestrijven en de landen economisch zelfstandig te maken. Deze hulp is gericht op lange termijn
Hulp aan een ontwikkelingsland waarbij voorwaarden aan die hulp gesteld worden
Het gemiddelde inkoper per inwonter van een land

Slide 19 - Drag question

Noodhulp is ....
A
voor korte tijd.
B
voor langere tijd.

Slide 20 - Quiz

Dit is een
voorbeeld van
A
noodhulp
B
structurele hulp

Slide 21 - Quiz

Hieronder staan drie zinnen waarin een woord ontbreekt.

- Hulp waar bewoners blijvend iets aan hebben, heet [..1..].
- Hulp waar mensen korte tijd iets aan hebben, heet [..2..].
- Bij een hongersnood is [..3..] nodig.

Welke woorden moeten staan bij 1, 2 en 3?
A
1 = structurele hulp, 2 = noodhulp, 3 = structurele hulp
B
1 = structurele hulp, 2 = noodhulp, 3 = noodhulp
C
1 = noodhulp, 2 = structurele hulp, 3 = noodhulp
D
1 = noodhulp, 2 = structurele hulp, 3 = noodhulp

Slide 22 - Quiz

Hulp die een blijvende oplossing biedt voor een ontwikkelingsland heet
A
gebonden hulp
B
structurele hulp
C
noodhulp

Slide 23 - Quiz

Wanneer een land hulp biedt aan een ontwikkelingsland en voorwaarden stelt aan die hulp, noem je ook wel?
A
Gebonden hulp
B
Bilaterale hulp
C
Noodhulp
D
Structurele hulp

Slide 24 - Quiz

Contingentering is …
A
een exportbeperking. Er mag een maximum aantal producten worden geëxporteerd
B
een vorm van gebonden hulp aan ontwikkelingslanden
C
een importquota. Er mag een maximum aantal producten worden ingevoerd
D
een vorm van exportsubsidie

Slide 25 - Quiz

Ruben meldt zich bij een hulporganisatie om als vrijwilliger Engelse les te
geven aan kinderen. De hulporganisatie biedt de Engelse lessen gratis
aan. Ruben hoopt zo de kinderen een betere toekomst te kunnen bieden.
Wat biedt de hulporganisatie via Ruben?
A
een vorm van gebonden hulp
B
een vorm van noodhulp
C
een vorm van ontwikkelingssamenwerking

Slide 26 - Quiz

De Wereldwinkel verkoopt producten uit ontwikkelingslanden. Een ‘eerlijke’ prijs is een prijs waarbij de producent uit een ontwikkelingsland zoveel krijgt betaald als hij nodig heeft om van te leven én om weer eenzelfde product te maken. De Wereldwinkels werken samen met Oxfam-Novib, een ontwikkelingsorganisatie.
Welke vorm van hulp bieden wereldwinkels aan ontwikkelingslanden?
A
gebonden hulp
B
noodhulp
C
structurele hulp

Slide 27 - Quiz

opdrachten maken

Slide 28 - Slide

Zelfstandig werken
  • Maken opdrachten hoofdstuk 6 paragraaf 6

  • Lees de theorie op bladzijde 68
  • Maak de opdrachten 

Slide 29 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 30 - Slide