les 47 - 2H - lunes 16 de junio 2025

Les 47 - H2 - lunes 16 de junio 2025

¿Qué hacemos hoy? (Wat doen we vandaag?)

• Stand van zaken inleveren vlog/video (5m)
• Oefenen met woordenschat via Blooket (20m)
• Korte break (5m)
• Herhaling pretérito perfecto + quiz (25m)
• Oefenen met de frases claves (20m)

Vlog is ingeleverd

Deze week ga ik de video's bekijken en beoordelen. Je hoort via een mailtje je beoordeling!

Woordenschat oefenen

play.blooket.com/play

H6: bron 

F, G & H

Uitleg deel II - grammatica

'haber'	+
...ido	...ado

Inloggen Lesson Up

Ga naar:

lessonup.app & voer de code in

De pretérito perfecto is een...

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. toekomstige tijd
4. het is geen tijd maar een wijze

Het hulpwerkwoord bij de pretérito perfecto is:

1. Tener
2. Querer
3. Haber
4. Saber

Kies voor de juiste vorm van de Pretérito perfecto

Decir (=zeggen) - (tú)

1. Ha decido
2. Has dicho
3. Has decido
4. Han dicho

Wat betekent:
'Mi padre ha trabajado en Francia'

Juiste vorm van pretérito perfecto van werken: "Jij hebt gewerkt"

1. hemos trabajada
2. ha trabajado
3. he trabajado
4. has trabajado

El pretérito perfecto van "comer" :
ze heeft gegeten

1. ella he comido
2. él ha comido
3. ella has comido
4. ella ha comido

El pretérito perfecto: Estudiar (ellas)

1. Ha estudio
2. Han estudiado
3. Han estudiar
4. Habéis estudiado

Pretérito Perfecto: Hacer (tú)
(=jij hebt gedaan)

1. He hacido
2. Ha hizo
3. Has hecho
4. Has hago

Maak een kort zinnetjes in het Spaans waar in je zegt wat je hebt gegeten...

Wat is het voltooid deelwoord van
'estar'?

1. estado
2. estido
3. estarado
4. sido

De pretérito perfecto:
Kies de juiste vorm van beber, nosotros

1. hemos comido
2. habéis comido
3. has comido
4. han comido

De pretérito perfecto:
Kies de juiste vorm van hablar, ella

1. he hablado
2. ha hablar
3. ha hablado
4. habla

Schrijf alle zes de vormen van het hulpwerkwoord 'haber' op

¿Quién ha (geschreven) ... la carta?

1. escribado
2. escribido
3. escrito
4. escribir

¿Cuándo has viajado a España?
(viajado = gereisd)

1. Nunca hemos viajado ...
2. No voy a viajar
3. He viajado este verano
4. He nadado mucho

¿Qué ha hecho María hoy?

1. ha comido
2. estudia mucho
3. come pizza
4. he estudiado

Mis amigos ... nadado mucho.

1. he
2. has
3. hemos
4. han

Frases claves

Jullie maken een opdracht 

bij deze belangrijke zinnen

Drie opdrachten 

1. Zet een streep onder iedere werkwoordsvorm (de Spaanse)
2.  Zet een cirkel om de voltooid deelwoorden
3. Schrijf de vijf moeilijkste Spaanse woorden nogmaals op + hun betekenis (onderaan het blad)

Respuestas: vraag 1

Respuestas: vraag 1

Respuestas: vraag 2

Respuestas: vraag 2

Moeilijkste woorden

Los deberes para lunes 23 de junio 

L: woordenschat bron F, G & H

L: grammatica van bron D (TB blz. 53)