1MH - H10 Les 1: Procenten

H10 - Les 1: Procenten
1MH 19/20
1 / 26
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

H10 - Les 1: Procenten
1MH 19/20

Slide 1 - Slide

In deze les leer je:
  • Wat een procent is
  • Welke procenten en breuken bij elkaar horen
  • Welke procenten en decimale getallen bij elkaar horen
  • Hoe je met procenten rekent in een verhoudingstabel

Slide 2 - Slide

Je weet al:
  • Wat een breuk is.
  • Hoe je met breuken moet rekenen.
  • Wat een decimaal getal is.
  • Dat  je voor "groter dan" het symbool " > " gebruikt.
  • Dat je voor "kleiner dan" het symbool " < " gebruikt.
  • Hoe je een verhoudingstabel gebruikt.

Slide 3 - Slide

Procenten
In het dagelijks leven kom je overal procenten tegen. 
Denk maar aan de volgende situaties:

- Ik heb 100 euro op de bank gezet waarover ik 3% rente krijg .
- Gisteren heb ik een broek gekocht. Ik kreeg 25% korting.

Procenten zijn handig als je getallen met elkaar wilt vergelijken.

Slide 4 - Slide

Per 100
Het woord procent komt van per cent, dat betekent: per 100

1 procent betekent dus: één van de honderd.

Kijk maar naar het plaatje hiernaast: 
één van de honderd vakjes is gekleurd.
Dus: 1% is gekleurd.

Slide 5 - Slide

Breuken
14% betekent dus 14 van de 100. 
Dit kun je ook als breuk schrijven: 

Leer dit rijtje uit je hoofd:





10014

Slide 6 - Slide

Breuken en Procenten
Je weet 10% = 1/10
Dus: 40% = 4 x 10% = 4 x 1/10

Een broek kost normaal € 60,-
Je krijgt 40% korting. Hoeveel korting is dat?
   Bereken eerst 1/10 x 60 = 60 : 10 = 6
   4/10 is vier keer zoveel: 4/10 x 60 = 4 x 6 = 24
   Je krijgt € 24,- korting. 

Slide 7 - Slide

Decimaal getal
Je weet al dat     hetzelfde is als 3 : 8.
Als je dit uitrekent op je rekenmachine krijg je 0,375.

Bij procenten werkt dit net zo:
14% is 14 van de 100, dus 
14% =        = 0,14   
(dit kun je zonder rekenmachine: de komma schuift 2 plaatsen naar links)
83
10014

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Schrijf 3/8 als percentage
A
33,3%
B
35%
C
37,5%
D
40%

Slide 19 - Quiz

Schrijf 93% als decimaal getal
A
93
B
93,00
C
0,0093
D
0,93

Slide 20 - Quiz

Goed of fout?
Als ik een verhoudingstabel gebruik heb ik geen rekenmachine nodig.
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quiz

Goed of fout?
Mijn antwoord zet ik ook in de verhoudingstabel.
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz

Goed of fout?
De bogen en berekeningen in een verhoudingstabel zijn verplicht.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quiz

Ik kan van een breuk een percentage maken.

A
Ja
B
Ja, maar ik moet nog wel oefenen.
C
Nee, ik heb nog wat hulp nodig.
D
Nee, ik snap er eigenlijk nog niets van.

Slide 24 - Quiz

Ik kan van een percentage een decimaal getal maken.

A
Ja
B
Ja, maar ik moet nog wel oefenen.
C
Nee, ik heb nog wat hulp nodig.
D
Nee, ik snap er eigenlijk nog niets van.

Slide 25 - Quiz

Ik kan rekenen met percentages door een verhoudingstabel te gebruiken.

A
Ja
B
Ja, maar ik moet nog wel oefenen.
C
Nee, ik heb nog wat hulp nodig.
D
Nee, ik snap er eigenlijk nog niets van.

Slide 26 - Quiz