Van links naar rechts Hera, herkenbaar aan haar kroon (als koningin van de goden) en de leeuw als koninklijk symbool; Athena, herkenbaar aan de helm en speer en de Aegismantel; Aphrodite, herkenbaar aan de gevleugelde Eros; Hermes, herkenbaar aan de vleugels aan z’n hoed, z’n staf en z’n reizigersmantel; en rechts Paris, zittend met een lier.
Slide 28 - Slide
Συμβουλή 3
a μειράκιον (r. 2) en παῖς (r. 4 en 10)
b ὁ μὲν γὰρ ἔτυχε συρίζων πρὸς τὸ ποίμνιον dus een baby kan het niet zijn
c afbeelding 3 (het schilderij van Rembrandt)
d In afbeelding 2 is Zeus niet vermomd als adelaar, zoals in de andere afbeeldingen en in de tekst: ὁπότε γε ἤδη ἐν τῷ ἀετῷ ἦν (r. 4)
e de afbeeldingen 2 en 4
Slide 29 - Slide
Συμβουλή 4-5
4 Hij plast van angst; hij huilt ook
5 a Ganymedes heeft z’n hoofd (nek) gedraaid, maar kijkt niet naar de adelaar (Zeus) maar van hem weg (εἰς αὐτὸν ἀποβλέψοντα).
c Het schilderij heeft veel dreigend donker, een onrustige lucht.
Slide 30 - Slide
Opdracht bij de tekst
Kleur in elke zin:
De persoonsvorm.
Andere werkwoordsvormen in een andere kleur.
Alle Nominativi in een andere kleur.
Alle directe en indirecte objecten ieder in een andere kleur.
(Dus: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp).
Slide 31 - Slide
9B: De Geboorte van Dionysos
Slide 32 - Slide
A De genitivus absolutus
a Het zijn bijzinnen.
b Zeus Διός
Semele Σεμέλης
Semele Σεμέλης
c in de genitivus
d participia
Slide 33 - Slide
A De genitivus absolutus
e gen. ev mnl.
gen. ev vrl.
gen. ev vrl.
de participia congrueren met de onderwerpen
f het is drie keer een ptc. van de aoristus
g omdat/toen Zeus haar beloofde
Slide 34 - Slide
A De genitivus absolutus
i znw. / of pers. vnw. of een naam
participium
bijzin
Slide 35 - Slide
A De genitivus absolutus
j 1 Toen de ouders afwezig waren / bij afwezigheid van de ouders / tijdens de afwezigheid van de ouders, roofden twee mannen Alexandros.
2 Terwijl de meisjes binnen blijven, trainen de jongens zich.
3 Nadat Philippos dat gezegd had, begonnen allen te lachen.
4 Wanneer de menigte luistert, is Glaukon bang.
Slide 36 - Slide
B Het werkwoord
1a de θ
b 3 ev
c ἐρασθείς nom. ev mnl.
ἐξαπατηθεῖσα nom. ev vrl.
αἰτηθέν acc. ev onz.
ἐξαμβλωθέν acc. ev onz.
2 3 ev praes. act.
Slide 37 - Slide
B Het werkwoord
3 a inf. fut. act.
b nom. ev mnl. ptc. praes. med.
c inf. aor. act.
d nom. ev mnl. ptc. aor. act
e 3 ev aor. act.
f inf. aor. med.
4 In het praesens en ze zijn vertaald met een verleden tijd.
Slide 38 - Slide
C Vragen over de tekst
1 a Ἥρας κρύφα
b μνηστευόμενος Ἥραν
c καταψεύσασθαι Διός
2 a inf. perf. med.
b het resultaat van het samen slapen: ze is zwanger
c ‘dat ze zwanger was van een of andere sterveling’.
3 r. 11 ἐν-έρραψε
Slide 39 - Slide
Oefeningen
Een geleerde (die) basisschoolleraar(was) keek (ptc. aor.) plotseling weg naar de hoek en schreeuwde:
‘Dionysios in de hoek is stout.’
Toen iemand zei, dat hij (Dionysios) er nog niet was, zei hij (de leraar):
‘Telkens wanneer hij ook maar komt’.
Slide 40 - Slide
Oefeningen
Een geleerde/student had kameraden voor een maaltijd uitgenodigd (ptc. aor.);
toen zijde varkenskop hadden geprezen en de wens hadden uitgesproken ook de volgende dag bij hem onthaald te worden, ging hij (ptc. aor.) naar de slager.
Hij zei: ‘Geef mij van dat zelfde varken een andere kop.
Want die van gister heeft ons heel goed gesmaakt.’
Slide 41 - Slide
Oefeningen
Toen een Abderiet zag dat een eunuch met een vrouw omgang had,
vroeg hij een ander of dat blijkbaar de vrouw van hem was.
En toen die had gezegd dat een eunuch geen vrouw kan hebben, zei hij: