12.1: Een constant inwendig milieu

Gaswisseling en uitscheiding
1 / 10
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Gaswisseling en uitscheiding

Slide 1 - Slide

Wat doen we vandaag?

-Uitleg basisstof 12.1
-Aan het werk




Slide 2 - Slide

Leerdoelen

-Je kunt het verschil beschrijven tussen het inwendige en uitwendige milieu van een organisme.
-Je kunt het belang uitleggen van een constant inwendig milieu.
-Je kunt uitleggen hoe het inwendige milieu constant blijft door opname, opslag en uitscheiding.


Slide 3 - Slide

Inwendig milieu

= het bloedplasma en 
de vloeistof tussen je 
cellen (weefselvloeistof).


De huid en slijmvliezen in je
luchtwegen en darmen zijn
een grens tussen inwendig
en uitwendig milieu
Uitwendig milieu

= alles buiten je lichaam

Longen, darmen en 
blaas hebben een 
open verbinding met
het uitwendige milieu 
en horen dus hierbij

Maar ook bacteriën, 
virussen, schimmels

Slide 4 - Slide

Constant inwendig milieu
Je lichaam houdt de hoeveelheid stoffen in je bloed zoveel mogelijk gelijk. Hierdoor kun je op elk moment van de dag de juiste stoffen gebruiken voor alle processen.
Je lichaam gebruikt 3 processen om het inwendige milieu constant te houden:
-Opname v. stoffen
-Opslag v. stoffen
-Uitscheiding v. stoffen

Slide 5 - Slide

Opname van stoffen:
= opname van stoffen uit het uitwendige milieu 
naar/in het inwendige milieu

•    Zuurstof uit de lucht.
•    Voedingsstoffen uit de voedselbrij in de darmen.

Slide 6 - Slide

Opslag van stoffen
= De stoffen worden uit het inwendige milieu 
gehaald en ergens opgeslagen.

  • Glucose: wordt door insuline omgezet naar glycogeen -> 
       opgeslagen in de spieren en lever.
  • Vet: wordt opgeslagen in het gele beenmerg van  
        pijpbeenderen en in onderhuids bindweefsel 

Slide 7 - Slide

Uitscheiden van stoffen:
= stof wordt uit het inwendig milieu (weefselvloeistof & bloedplasma) verwijderd  en verlaat het lichaam.

•    Longen: scheiden water(-damp) en koolstofdioxide uit.
•    Nieren: urine (afvalstoffen en water)
•    Lever: uitscheiding  van gal en van afvalstoffen, zoals gifstoffen (medicijnen, alcohol, drugs).

Slide 8 - Slide

Belangrijk!
inwendig milieu: = het bloedplasma en de vloeistof tussen je
cellen (weefselvloeistof).

uitwendig milieu: = alles buiten je lichaam. Dus de omgeving buiten het bloedplasma en de weefselvloeistof.

Slide 9 - Slide

Aan het werk

Lees blz. 190 t/m 196
Maak basisstof 12.1: opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
















Slide 10 - Slide