C7 les 58 1kgt §10 pv vt van zwakke werkwoorden

Cursus 7  Spelling
§10 persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
les 58
1kgt
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Cursus 7  Spelling
§10 persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
les 58
1kgt

Slide 1 - Slide

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • leesboek
  • lesboek of laptop
timer
1:00

Slide 2 - Slide

Sssttt.......  we zijn aan het lezen!
timer
8:00

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen?

  • nakijken/checken huiswerk
  • nieuw lesdoel
  • instructie
  • samen oefenen
  • zelfstandig werken
  • huiswerk

Slide 4 - Slide

Huiswerk

Maken:
Cursus 7
§ 9
opdrachten  1-2-3-4-5-6 moeten af zijn



Slide 5 - Slide

lesdoel
§10 persoonsvorm vt van zwakke werkwoorden

Slide 6 - Slide

Voor het schrijven van een persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) moet je eerst weten of het een sterk werkwoord is of een zwak werkwoord

-> Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

t-x-f                                       s-ch-p

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Samen oefenen
  1. pak je laptop
  2. start lesson-up
  3. voer je naam in met hoofdletter 

Slide 12 - Slide

hebben is een....
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 13 - Quiz

kopen is een....
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 14 - Quiz

luisteren is een....
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 15 - Quiz

zwemmen is een....
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 16 - Quiz

verdienen is een....
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 17 - Quiz

praten is een....
A
sterk ww
B
zwak ww

Slide 18 - Quiz

Na de valpartij (troosten - pv vt) de vader zijn zoontje met een ijsje.

A
troostten
B
trooste
C
troosten
D
troostte

Slide 19 - Quiz

De styliste (kleden - pv vt) haar klanten altijd met veel gevoel voor stijl.


A
kleede
B
kleedden
C
kleedde
D
kleedt

Slide 20 - Quiz

Vul in: pv vt
Vanmorgen .......... de auto niet meer
A
start
B
stard
C
startte
D
startde

Slide 21 - Quiz

Hij ... (wachten) gisteren op de bus.
pv-vt
A
wachte
B
wacht
C
wachtte
D
wachtten

Slide 22 - Quiz

(Luisteren) ... je moeder niet naar je?
PV-vt
A
luisterde
B
luisterte
C
luistert

Slide 23 - Quiz

Ik ....(verbreden) de weg. (pv vt)
A
verbrede
B
verbreedde
C
verbreede
D
verbredde

Slide 24 - Quiz

Wat is juist? pv vt
Hij (verbazen) zich er niet over.
A
verbaasde
B
verbaazde
C
verbaaste
D
verbaastte

Slide 25 - Quiz

Hij (deleten - PV VT) de bestanden.
A
delete
B
deletete
C
delette
D
deletette

Slide 26 - Quiz

Dankzij de nieuwe laklaag (glanzen - pv vt) de tafel weer als nieuw.

pv vt = persoonsvorm verleden tijd
A
glanzde
B
glansde
C
glanzte
D
glanste

Slide 27 - Quiz

Schrijf de pv vt enkelvoud
RUSTEN
A
rust
B
ruste
C
rustten
D
rustte

Slide 28 - Quiz

(PV VT)
Wat is goed?
A
Vorig jaar verhuisden we naar Amsterdam.
B
Vorig jaar verhuisten we naar Amsterdam.

Slide 29 - Quiz

werkwoordspelling pv-vt
A
Zij begeleide de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidde de vrouw naar huis gisteren.

Slide 30 - Quiz

Aan de slag
Lesboek ->      Cursus 7->      § 10 ->       blz. 236/237 of digitaal


                   Opdracht 1-2-3-4-5-6-7

              

Slide 31 - Slide

Zelfstandig werken
Maak: 
Cursus 7
§ 10
opdracht  1-2-3-4-5-6-7

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Ben je klaar?
Lezen 

Slide 32 - Slide

Huiswerk

Maken:
Cursus 7
§ 10
opdrachten  1-2-3-4-5-6-7 moeten af zijn



Slide 33 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 34 - Slide