Hoofdstuk 4 grammatica zinsdelen (les 1 di)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek;
  • je laptop (alleen nodig voor nakijken in Teams).
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek;
  • je laptop (alleen nodig voor nakijken in Teams).

Slide 1 - Slide

Planning
  • Deel 2: 4.7 Grammatica zinsdelen
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les

Slide 2 - Slide

4.7 Grammatica zinsdelen
  • Je weet wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn.
  • Je kunt een zin ontleden met de volgende zinsdelen:
  1. Gezegde: wg of ng
  2. Onderwerp
  3. Lijdend voorwerp
  4. Meewerkend voorwerp
Werk in je boek en schrift.
Kijk na in Teams.

Slide 3 - Slide

Voorbeeld
Mijn liefje plukt een roos.

Mijn liefje plukt een roos voor mij.

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
Mijn liefje | plukt | een roos. (voor mij)
o              wg                   lv             mv

Benoem onderwerp => wie/wat + gezegde?
Benoem lijdend voorwerp => wie/wat + wg + o?
mv meewerkend voorwerp?

Slide 5 - Slide

Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp werkt mee met het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp.

  1. Stel de vraag: aan/voor wie/wat + wg + o + lv?
  2. aan/voor-proef  
  • zinsdeel begint met aan/voor en je kunt het weglaten
  • zinsdeel begint niet met aan/voor maar dat kan wel


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Opdracht 1 pagina 53
b. Omdat hij zijn gezin een spectaculaire foto wilde bezorgen, had de vader de auto verlaten.

Stap 1: persoonsvorm en zinsdelen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Opdracht 1 pagina 53
b. Omdat | hij | zijn gezin | een spectaculaire foto|  wilde | bezorgen, || had | de vader | de auto | verlaten.

Stap 1: persoonsvorm en zinsdelen
Samengestelde zin. Per deel ontleden.

Slide 10 - Slide



  • Benoem wg of ng => 
       wg: onderwerp doet iets 
       ng: onderwerp is iets
  • Benoem o => wie/wat + gezegde?
  • Benoem lv => wie/wat + wg + o? (lv niet bij ng)
  • Benoem mv => aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?

 
  1. wilde bezorgen, doet iets dus wg
  2. wie/wat wilde bezorgen? hij = o
  3. wie/wat wilde hij bezorgen? een spectaculaire foto = lv
  4. aan/voor wie/wat wilde hij een spectaculaire foto bezorgen? zijn gezin = mv


 Omdat | hij | zijn gezin | een spectaculaire foto| wilde | bezorgen

Slide 11 - Slide



  • Benoem wg of ng => 
        wg: onderwerp doet iets
        ng: onderwerp is iets
  • Benoem o => wie/wat + gezegde?
  • Benoem lv => wie/wat + wg + o? (dus niet bij ng)
  • Benoem mv => aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?

 
  1. had verlaten, doet iets dus wg
  2. Wie/wat had verlaten? de vader = o
  3. wie/wat had hij verlaten? de auto = lv

Alle zinsdelen zijn benoemd.


had | de vader | de auto | verlaten

Slide 12 - Slide

Werkmoment (of klassikaal)
  • Maak van 4.7 de opdrachten: 1 tot en met 11. (opdracht 2 en 9 doen we niet). De opdrachten zijn af donderdag einde les 2.
  • Maak het in je leerwerkboek.
  • Kijk per opdracht na in Teams.
  • Je mag zachtjes overleggen, je mag muziek luisteren.  
  • Ik loop rond voor vragen, maar lees eerst de theorie.


Slide 13 - Slide

Stappenplan ontleden p. 152
  1. Onderstreep de pv => zet zin andere tijd
  2. Zet zinsdeelstrepen => deel zo groot mogelijk voor pv
  3. Benoem wg of ng => wg: onderwerp doet iets => zww                                                    => ng: onderwerp is iets => kww+aanvulling
  4. Benoem o => wie/wat + gezegde?
  5. Benoem lv => wie/wat + wg + o? (dus niet bij ng)
  6. Benoem mv => aan/voor wie/wat + gezegde + o + lv?
o en lv starten nooit met vz

Slide 14 - Slide

Afsluiting
  • Donderdag verder met 4.7 grammatica zinsdelen. 
  • Zorg dat je 1, 3 en 4 afhebt voor de les begint.
  • Lesuur 1: 5, 6, 7  Lesuur 2: 8, 10 en 11.

Slide 15 - Slide