Het onderwerp en de spreker(s) worden geintroduceerd. Ook kunnen er aanwijzingen gegeven worden voor wat er in de gesproken tekst behandeld gaat worden.
Spreekpauze / verandering van beeld:
- Als er een nieuw tekstdeel begint (vaak bij wisseling van deelonderwerp), houdt een spreker vaak een pauze of het beeld verandert.
Signaalwoorden en signaalzinnen
- Deze geven aan hoe de informatie samenhangt.
Slide 11 - Slide
Hoe herken je belangrijke informatie?
Nadruk op zinnen en woorden:
- een spreker kan nadruk leggen op zinnen en woorden om aan te geven dat de informatie belangrijk is.
Informatie herhalen:
- een spreker kan belangrijke informatie herhalen. Dat kan in dezelfde woorden, maar ook in andere woorden of in de vorm van een samenvatting.
Slide 12 - Slide
Lees de tekst
Slide 13 - Slide
Waar denk je dat het fragment over gaat? Beschrijf in 15-20 woorden.
Slide 14 - Open question
Maak aantekeningen tijdens het luisteren
Niet alles letterlijk overschrijven.
Schrijf de belangrijkste punten op: gebruik steekwoorden.
Gebruik e.v.t. afkortingen, symbolen, tekeningen.
Schrijf op een manier die duidelijk is voor jezelf.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Wat valt je op? Benoem de tekstsoort, het onderwerp, wie er spreekt en wat de rol is van de spreker of sprekers
Slide 17 - Open question
Nieuw fragment
Luister goed
Maak aantekeningen
Standpunten en argumenten
onderwerp/hoofdgedachte
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Wat is het onderwerp?
Slide 20 - Open question
Wat is de tekstsoort?
Slide 21 - Open question
Wie is de spreker?
Slide 22 - Open question
Wat is het standpunt van de spreker? En waar hoor je dat aan?
Slide 23 - Open question
Voor de docent: Wat vind je nog moeilijk aan luisteren?