10-12 taal

Het jonge rendier wilt op de Noordpool een spelletje spelen.

werkwoordelijk gezegde 
Onderwerp
leidend voorwerp 
bijwoordelijke bepaling voor plaats of tijd
1 / 12
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het jonge rendier wilt op de Noordpool een spelletje spelen.

werkwoordelijk gezegde 
Onderwerp
leidend voorwerp 
bijwoordelijke bepaling voor plaats of tijd

Slide 1 - Slide


De cadeautjes liggen netjes onder de boom.
werkwoordelijk gezegde = op de grond zitten
Onderwerp = op de stoel zitten
leidend voorwerp = staan
bijwoordelijke bepaling voor plaats of tijd = op de stoel staan

Slide 2 - Slide


De kerstmuts hangt aan de kapstok.
werkwoordelijk gezegde = op de grond zitten
Onderwerp = op de stoel zitten
leidend voorwerp = staan
bijwoordelijke bepaling voor plaats of tijd = op de stoel staan

Slide 3 - Slide


Het is alweer bijna foute kersttruiendag. 
werkwoordelijk gezegde = op de grond zitten
Onderwerp = op de stoel zitten
leidend voorwerp = staan
bijwoordelijke bepaling voor plaats of tijd = op de stoel staan

Slide 4 - Slide

Het meisje krijgt van haar moeder een peperkoek.
werkwoordelijk gezegde = op de grond zitten
Onderwerp = op de stoel zitten
leidend voorwerp = staan
bijwoordelijke bepaling voor plaats of tijd = op de stoel staan

Slide 5 - Slide


De kerstman brengt tijdens Kerstnacht alle pakjes rond.
werkwoordelijk gezegde = op de grond zitten
Onderwerp = op de stoel zitten
leidend voorwerp = staan
bijwoordelijke bepaling voor plaats of tijd = op de stoel staan

Slide 6 - Slide


Hoor jij de kerkklokken luiden?
werkwoordelijk gezegde = op de grond zitten
Onderwerp = op de stoel zitten
leidend voorwerp = staan
bijwoordelijke bepaling voor plaats of tijd = op de stoel staan

Slide 7 - Slide


Liggen er al cadeautjes onder de boom?
werkwoordelijk gezegde = op de grond zitten
Onderwerp = op de stoel zitten
leidend voorwerp = staan
bijwoordelijke bepaling voor plaats of tijd = op de stoel staan

Slide 8 - Slide


Het lieve kind kan niet meer wachten
werkwoordelijk gezegde = op de grond zitten
Onderwerp = op de stoel zitten
leidend voorwerp = staan
bijwoordelijke bepaling voor plaats of tijd = op de stoel staan

Slide 9 - Slide


In de straat staan al veel kerstbomen
werkwoordelijk gezegde = op de grond zitten
Onderwerp = op de stoel zitten
leidend voorwerp = staan
bijwoordelijke bepaling voor plaats of tijd = op de stoel staan

Slide 10 - Slide


Morgen mogen we eindelijk de cadeaus uitpakken!
werkwoordelijk gezegde = op de grond zitten
Onderwerp = op de stoel zitten
leidend voorwerp = staan
bijwoordelijke bepaling voor plaats of tijd = op de stoel staan

Slide 11 - Slide


Aan het einde van de dag speelden alle kinderen een spelletje
werkwoordelijk gezegde = op de grond zitten
Onderwerp = op de stoel zitten
leidend voorwerp = staan
bijwoordelijke bepaling voor plaats of tijd = op de stoel staan

Slide 12 - Slide