TH2 Voortplanting & Seksualiteit

TH2 Voortplanting & Seksualiteit

Belangrijke informatie TH 2 voor het eindexamen mavo 4
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

TH2 Voortplanting & Seksualiteit

Belangrijke informatie TH 2 voor het eindexamen mavo 4

Slide 1 - Slide

Voortplantingsstelsel
  • Vrouw: eierstokken, eileiders, baarmoeder, vagina
  • Man: penis, zaadballen, bijballen, zaadleiders, zaadblaasjes, prostaat.

Slide 2 - Slide

Inwendige geslachtsorganen
Urineblaas
In de urineblaas bevind zich urine. De urine verlaat de blaas via de urinebuis. 
Penis (eikel en voorhuid)
De penis is het meest herkenbare gedeelte van het mannelijk voortplantingsorgaan. De penis bestaat uit zwellichamen. Het lange gedeelte van de penis heeft geen specefieke naam. 
Het bovenste puntje noemen we de eikel, om de eikel heen bevind zich de voorhuid. De voorhuid is een velletje die de eikel beschermt. Tijdens een erectie trekt de voorhuid zich terug en wordt de eikel zichtbaar. 
De eikel is het gevoeligste gedeelte van de penis en speelt een grote rol bij seksualiteit.
Zaadleider
Vanuit de bijbal loopt er een buisje verder wat ook wel de zaadleider wordt genoemd, die vervolgens naar de lies en met een grote bocht richting de prostaat gaat. De zaadleider verbindt de bijbal met de urinebuis. Achter de prostaat komt de zaadleider samen met de afvoer van zaadblaasjes.  
Hoewel de urinebuis ook urine loost, is er een klep die de uitstroom van sperma en urine regelt. Tijdens de ejaculatie (klaarkomen) stroomt het sperma door de urinebuis uit de penis. Dit betekend dan ook dat er op dat moment geen urine vrij kan komen. Je kan dus nooit tegelijkertijd plassen en klaarkomen
Prostaat
De functie van de prostaat is het vervoer van zaadcellen bij het klaarkomen. Bij het klaarkomen worden de zaadcellen naar de prostaat gepompt. Daar worden ze vermengd met het prostaatvocht.
Zaadblaasje
Achter de prostaat komt de zaadleider samen met de afvoer van zaadblaasjes. Zaadblaasjes zijn klieren die spermavocht produceren. Dit vocht komt in de prostaat samen met de zaadcellen. 
Bijballen
Een man heeft dus twee zaadballen en twee bijballen. Zo'n bijbal bestaat uit een grote groep van zeer kleine buisjes en ligt als een soort kapje op de zaadbal. De zaadcellen worden opgeslagen in de bijballen.
Teelballen
Je teelbal heeft twee duidelijke functies:
Het produceren van spermacellen voor de voortplanting.
Het produceren van het mannelijke hormoon testosteron.
Balzak
De balzak is een huidplooi waarin de teelballen liggen
Zwellichamen
Een zwellichaam is een sponsachtige groep spiercellen die zich kunnen vullen met bloed. Wanneer de bloedtoevoer veel wordt zwelt het orgaan zich op. (In dit geval de penis)
Urinebuis
De urinebuis is een lange buis vanuit de urineblaas tot het uiterste puntje van de penis. Bij de prostaat kan er in de urinebuis sperma worden toegevoegd. Let op! Urine en sperma kunnen nooit tegelijk door de buis heen lopen

Slide 3 - Slide

Voortplantingsstelsel van de vrouw. De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik
Voortplantingsstelsel van de vrouw.

Slide 4 - Slide

Voortplantingsstelsel - Vrouw

Slide 5 - Slide

Voortplantingsstelsel vrouw

Slide 6 - Slide

Voortplantingsstelsel vrouw

Slide 7 - Slide

Het voortplantingsstelsel van een vrouw
  • Eierstok bevat onrijpe eicellen
  • Eicellen = vrouwelijke geslachtcel
  • Ovulatie = eisprong
  • Eileider: transport eicel naar baarmoeder
  • Maagdenvlies

Slide 8 - Slide

Menstruatiecyclus

Slide 9 - Slide

Menstruatiecyclus

Slide 10 - Slide

Menstruatie
Menstruatiecyclus

Slide 11 - Slide

voortplantingsstelsel vrouw
Eisprong/ovulatie: gemiddeld 1 keer in de 4 weken komt een eicel vrij uit de eierstok (blijft onbevrucht 12 tot 24 uur leven). 


Slide 12 - Slide

Ovulatie

Slide 13 - Slide

menstruatiecyclus

Slide 14 - Slide

Menstruatiecyclus

Slide 15 - Slide

Menstruatiecyclus

Slide 16 - Slide

Menstruatiecyclus

Slide 17 - Slide

Primaire geslachtskenmerken
Secundaire geslachtskenmerken

Slide 18 - Slide

Geslachtskenmerken: primair en secundair
Primaire geslachtskenmerken:
Aanwezig bij de geboorte:
Meisje: schaamlippen, clitoris
Jongen: penis, teelballen

Secundaire geslachtskenmerken:
Ontstaan in de puberteit onder 
invloed van hormonen.

Slide 19 - Slide

Eierstokken & teelballen
Maken de geslachtshormonen

Eierstok maakt oestrogeen
Teelbal maakt testosteron

Zorgen voor de secundaire
geslachtskenmerken.

Slide 20 - Slide

Verandering in de puberteit
Ontwikkeling van de primaire geslachtskenmerken vanaf week 6 in zwangerschap 

Slide 21 - Slide

Geslachtelijke voortplanting
  • Versmelten van twee geslachtscellen (Man-vrouw)
  • Verschillende genotype (helft sta je af)
  • Afhankelijk van toeval
  • Genotype van ouders is verschillend van de nakomelingen

  • Variatie in genotype

Slide 22 - Slide

bevruchting
Als de kern van een zaadcel samensmelt met de kern van een eicel dan is dat een bevruchting.

De bevruchting 
vindt in de eileider 
plaats. 


 

Slide 23 - Slide

Bevruchting
Bevruchting en innesteling

Slide 24 - Slide

De bevruchting vindt plaats in de eileiders, na de ovulatie (eisprong).

Na de bevruchting:
  • Delen
  • Naar baarmoeder
  • Innesteling in baarmoederslijmvlies

Slide 25 - Slide

De menstruatiecyclus bij een zwangerschap

Slide 26 - Slide

Zwangerschap
Veranderingen tijdens 
de zwangerschap

Slide 27 - Slide

Resusfactor en zwangerschap

Slide 28 - Slide

Geboorte
Fasen van de de geboorte:
  1. Indaling
  2. Ontsluiting
  3. Breken vruchtvliezen
  4. Uitdrijving (o.i.v. persweeën) 
  5. Nageboorte (placenta & vruchtvliezen & resten navelstreng) 

Slide 29 - Slide

Geboorte


  • Indaling

  • Ontsluiting

  • Vliezen breken

  • Uitdrijving

  • Nageboorte




Slide 30 - Slide

VOORBEHOEDSMIDDELEN!

Slide 31 - Slide

Voorbehoedsmiddelen
Betrouwbare voorbehoedsmiddelen:


Slide 32 - Slide

Condoom
  • Voorbehoedsmiddel
  • bescherming
  • zwangerschap en SOA's 
  • latex
  • makkelijk verkrijgbaar
  • vrouwencondoom

Slide 33 - Slide

Drager
Een drager is een persoon die een genetische mutatie draagt zonder zelf symptomen te hebben.

Slide 34 - Slide

Wanneer ben je drager?
Iemand is drager van een ziekte:
  • wanneer hij/zij zelf niet ziek is
  • maar wel het gen bezit (genotype is hetrozygoot:  Aa)
  • een kind van een drager kan de ziekte krijgen doordat zowel vader als moeder het recessieve gen doorgeven

Slide 35 - Slide

Drager

Slide 36 - Slide