Woche 25
H2a Duits, Woche 25
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 23 slides, with text slides.
Lesson duration is: 160 minItems in this lesson
H2a Duits, Woche 25
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Beginopdracht
Versie A
Versie B
Slide 3 - Slide
Diese Woche:
Donnerstag (50 Min.)
Uitval
Freitag (50 Min.)
Uitval
Montag (50 Min.)
D-toets:
- woordjes online
- Challenge opdrachten grammatica
- mini schrijfopdracht
Slide 4 - Slide
Toetsstof T04 (eindtoets)
Kapitel 7:
- woordjes D/F & G (blz. 77)
- grammatica C + E (blz. 80-81)
Kapitel 8:
- woordjes A & B (blz. 114)
- grammatica C + E (blz. 118-120)
+ SCHRIJFVAARDIGHEID
Slide 5 - Slide
Kapitel 7, Grammatik C
De der-groep in de eerste + vierde naamval
De woordjes die bij de der-groep horen zijn...
In het Nederlands: de, het, deze/dit, alle, elk(e), zulk(e), welk(e)
In het Duits: der, die, das, die, dies_, all_, jed_, solch_, welch_
Op de plek van een _ komt een uitgang
Slide 6 - Slide
Kapitel 7, Grammatik C
De der-groep in de eerste + vierde naamval
1e naamval =
4e naamval =
Slide 7 - Slide
Kapitel 7, Grammatik C
De der-groep in de eerste + vierde naamval
m
v
o
mv
1e
(= ow)
der
(dieser)
die
(alle)
das
(jedes)
die
(solche)
4e
(= lv of dofegub)
den
(diesen)
die
(alle)
das
(jedes)
die
(solche)
Slide 8 - Slide
Kapitel 7, Grammatik C
Stappenplan:
1. Staat er een voorzetsel in de zin uit dofegub? > 4e naamval?
2. Staat er géén voorzetsel? > Dan moet je ontleden
2. Staat er géén voorzetsel? > Dan moet je ontleden
1e naamval = ow
4e naamval = lv
3. Welk geslacht heeft het woord? Zoek dan de juiste uitgang uit je schema.
Slide 9 - Slide
Kapitel 7, Grammatik C
An die Arbeit
AB Aufgabe 12 + 13 (S. 57)
Slide 10 - Slide
Kapitel 7, Grammatik E
m
v
o
mv
1
der Mann
ein Mann
die Frau
eine Frau
das Kind
ein Kind
die Eltern
keine Eltern
4
den Mann
einen Mann
die Frau
eine Frau
das Kind
ein Kind
die Eltern keine Eltern
Slide 11 - Slide
Kapitel 8, Grammatik C
Voorzetsels met de 3e naamval & het persoonlijk voornaamwoord
Je kent al het rijtje voorzetsels dat met de 4e naamval gaat:
Nu komt daar een nieuw rijtje bij: ZAAGSMEN BV.
De voorzetsels uit dit rijtje gaan met de 3e naamval.
Slide 12 - Slide
Kapitel 8, Grammatik C
Z = zu
M = mit
A = aus
E = entgegen
A = außer
N = nach
G = gegenüber
B = bei
S = seit
V = von
Slide 13 - Slide
Kapitel 8, Grammatik C
Je leert de derde naamvallen van de persoonlijke voornaamwoorden:
Enkelvoud:
ik
jij
hij
zij
het
1
3
4
Slide 14 - Slide
Kapitel 8, Grammatik C
Je leert de derde naamvallen van de persoonlijke voornaamwoorden:
Meervoud:
wij
jullie
zij
U
1
3
4
Slide 15 - Slide
Kapitel 8, Grammatik E
Je hebt al geleerd dat je bij het rijtje ZAAGSMEN BV altijd......
Slide 16 - Slide
Kapitel 8, Grammatik E
Je hebt al de 3e naamvallen van de persoonlijke voornaamwoorden geleerd.
1
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie/Sie
3
4
mich
dich
ihn
sie
es
uns
euch
sie/Sie
Slide 17 - Slide
Kapitel 8, Grammatik E
Je leert nu ook nog de 3e naamval-uitgangen van de der- en ein-groep:
der-groep:
Bij de der-groep horen ook nog de woorden dies_, jed_, welch_, all_, solch_.
mnl.
vrl.
onz.
mv.
1
der
die
das
die
3
4
den
die
das
die
Slide 18 - Slide
Kapitel 8, Grammatik E
Je leert nu ook nog de 3e naamval-uitgangen van de der- en ein-groep:
ein-groep:
Bij de ein-groep horen ook nog de bezittelijke voornaamwoorden (mein_, dein_, sein_, ihr_, unser_, eu(e)r_, ihr_/Ihr_).
mnl.
vrl.
onz.
mv.
1
ein
eine
ein
keine
3
4
einen
eine
ein
keine
Slide 19 - Slide
Kapitel 8, Grammatik C
An die Arbeit
AB Aufgabe 19 (S. 99)
Slide 20 - Slide
Kapitel 8, Grammatik C
An die Arbeit
AB Aufgabe 20 (S. 99)
Slide 21 - Slide
Hausaufgaben für Freitag
- Maken:
Slide 22 - Slide
Hausaufgaben für Dienstag
- Maken:
