Nederlands maatwerk les 1 Verwijswoorden

Verwijswoorden
  • Verwijswoorden
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Verwijswoorden
  • Verwijswoorden

Slide 1 - Slide

Goede zinnen maken
Juist gebruik van verwijswoorden:

*DIE/DAT/DEZE
*ZIJN/HEM
*ZIJ/HAAR
* het gebruik van WAT/DAT
*het gebruik van HUN/HEN

Slide 2 - Slide

Inloggen

Slide 3 - Slide

Deze pups zijn een maand oud.
... zijn blij je te zien!
A
hen
B
hun
C
ze
D
haar

Slide 4 - Quiz

Iedereen kent dit meisje, maar ik heb ... nog nooit ontmoet.
A
ze
B
zij
C
haar
D
het

Slide 5 - Quiz

Sjoerd gooit zijn controllers in de hoek. Nu zijn ... kapot.
A
ze
B
zij
C
haar
D
hun

Slide 6 - Quiz

Vincent heeft die iPads gekocht. Die iPads zijn van ...
A
hij
B
hem
C
hun
D
hen

Slide 7 - Quiz

Dit is de fiets van Ilse.
Het is ... fiets.
A
ze
B
zijn
C
haar
D
hun

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Ik deel een frietje met ...
A
hen
B
hun

Slide 12 - Quiz

Dit is de laatste keer dat ik ... help!
A
hen
B
hun
C
ze

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

Ik onderteken het formulier ... morgen moet worden ingeleverd.
A
die
B
dat

Slide 15 - Quiz

Dit is het mooiste gebouw ...
in Amsterdam staat.
A
die
B
dat

Slide 16 - Quiz

Deze vissersboot is de oudste
... in de haven ligt.
A
die
B
dat

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

Bepaald of onbepaald vnw
Dat: dan weet je het. Het is bepaald.
Het = dat: Het boek dat...
Je verwijst naar een ZN. Het circus dat naar Duiven komt.
Wat: je weet het niet! Onbepaald. Het onbepaald voornaamwoord verwijst naar iets VAAGS.  
Na: alles, niets, iets, enige, overtreffende trap en een hele zin.
Ik weet iets, wat nog niemand weet.

Slide 19 - Slide

WAT
Alles wat ik doe, gaat goed.
Niets wat ik doe, gaat goed.
Het laatste wat ik deed, ging goed.
Het café ging dicht, wat jammer is voor de buurt.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Ik kreeg een cadeau ... uit Spanje kwam.
A
dat
B
wat

Slide 22 - Quiz

Nomi fietste snel naar huis, ... haar moeder heel fijn vond.
A
dat
B
wat

Slide 23 - Quiz

We fietsten langs een gebouw ... helemaal verwaarloosd was.
A
dat
B
wat

Slide 24 - Quiz

Hij heeft me iets uitgelegd ... ik nu al vergeten ben.
A
dat
B
wat

Slide 25 - Quiz

Dit is het vetste ... ik ooit heb meegemaakt.
A
dat
B
wat

Slide 26 - Quiz

Klaar!

Slide 27 - Slide